Genesis 9: 18-27 en 10: 6-20 | Cham, geen zwart-wit verhaal

Locatie: d'Oalen Griezen te Hellendoorn

Tijdelijke link voor mobiele versie opent video op YouTube

Leerdienst Tora en Evangelie

Sidra No’ah | Genesis 9: 18-27 en 10: 6-20

17 Cheshvan 5785 / 17 oktober 2024

 

Schriftlezing:

Lezingen uit de Heilige Schrift NBV21

1e lezing NT: 1 Tessalonicenzen 4: 1-8 

1 Broeders en zusters, in de naam van de Heer Jezus vragen we u met klem te leven zoals wij het u hebben geleerd, dus zo dat het God behaagt. U doet dat al, maar wij sporen u aan het nog veel meer te doen. 2 U kent de voorschriften die wij u op gezag van de Heer Jezus hebben gegeven. 3 Het is de wil van God dat u een heilig leven leidt: dat u zich onthoudt van ontucht, 4 dat ieder van u zijn lichaam heiligt en in eerbaarheid weet te beheersen 5 en dat u niet zoals de heidenen, die God niet kennen, toegeeft aan uw hartstocht en begeerte. 6 Schaad of bedrieg uw broeder of zuster in dit opzicht niet, want de Heer vergeldt dit alles, zoals wij u vroeger al nadrukkelijk hebben voorgehouden. 7 God heeft ons niet geroepen tot zedeloosheid, maar tot een heilig leven. 8 Dus wie deze voorschriften verwerpt, verwerpt niet een mens, maar de God die u zijn heilige Geest geeft.

2e lezing Tenach: Genesis 9:18-27 en 10:6-20

9: 18 De zonen van Noach, die samen met hem uit de ark waren gekomen, heetten Sem, Cham en Jafet; Cham was de vader van Kanaän. 19 Met de drie zonen van Noach begon de verspreiding van de mensheid over de hele aarde.

20 Noach was landbouwer en legde als eerste een wijngaard aan. 21 Hij dronk van de wijn, werd dronken en ging in zijn tent liggen, zonder kleren aan. 22 Toen Cham, de vader van Kanaän, zag dat zijn vader naakt was, vertelde hij dat aan zijn twee broers, die buiten waren. 23 Daarop namen Sem en Jafet een mantel, legden die over hun schouders, liepen achteruit de tent binnen en bedekten het naakte lichaam van hun vader, met afgewend gelaat, zodat zij hem niet naakt zagen. 24 Toen Noach uit zijn roes ontwaakte en te weten kwam wat zijn jongste zoon hem had aangedaan, 25 zei hij: ‘Vervloekt zij Kanaän, knecht van zijn broers zal Kanaän zijn,

de minste van alle knechten. 26 Geprezen zij de HEER, de God van Sem; knecht van Sem zal Kanaän zijn. 27 Moge God ruimte geven aan Jafet, hem laten wonen in de tenten van Sem;

knecht van Jafet zal Kanaän zijn.’ 28 Noach leefde na de zondvloed nog driehonderdvijftig jaar. 29 In totaal leefde Noach negenhonderdvijftig jaar. Daarna stierf hij.

10: 6 Zonen van Cham: Kus, Misraïm, Put en Kanaän. 7 Zonen van Kus: Saba, Chawila, Sabta, Rama en Sabtecha. Zonen van Rama: Seba en Dedan. 8 Kus was ook de vader van Nimrod, die de eerste machthebber op aarde was. 9 Hij was een geweldig jager, door niemand overtroffen. Vandaar de uitdrukking: een voortreffelijk jager, een tweede Nimrod. 10 Eerst heerste hij over Babel, Uruk, Akkad en Kalne in het land Sinear. 11 Vanuit Sinear trok hij later naar Assyrië, waar hij Nineve, Rechobot-Ir en Kalach bouwde, 12 en ook de grote stad Resen, tussen Nineve en Kalach. 13 Misraïm was de stamvader van de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuchieten, 14 de Patrusieten, de Kasluchieten – uit wie de Filistijnen zijn voortgekomen – en de Kretenzers. 15 Kanaän was de vader van Sidon, zijn eerstgeborene, en van Chet, 16 en de stamvader van de Jebusieten, Amorieten, Girgasieten, 17 Chiwwieten, Arkieten, Sinieten, 18 Arwadieten, Semarieten en Hamatieten. Later verspreidden de families van de Kanaänieten zich, 19 zodat hun gebied zich van Sidon in de richting van Gerar uitstrekte tot aan Gaza, en in de richting van Sodom, Gomorra, Adma en Seboïm tot aan Lesa. 20 Dit waren de nakomelingen van Cham, ingedeeld naar families, talen, landen en volken.