Deuteronomium 31 | Zonder Torah geen leven

Liturgie Deuteronomium 31 (pdf)

Preek Deuteronomium 31 Wajélech (pdf)

Schriftlezingen:

Openbaringen 15: 1-4

Ik zag een ander teken aan de hemel, groots en wonderbaar: zeven engelen met zeven slagen,- de laatste, omdat hierin de hartstocht van God tot voleinding kwam. 2 En ik zag iets als een zee van glas, vermengd met vuur; en de overwinnaars van het beest en van zijn beeld
en van het getal van zijn naam stonden aan de glazen zee met hun citers van God; 3 en zij zongen het lied van Mozes, de dienaar van God,
en het lied van het lam, met de woorden: groot en wonderbaar zijn uw werken, Heer God, albeheerser; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, koning van de volkeren!- 4 wie zou u niet vrezen, Heer, en uw naam niet verheerlijken?- want gij alleen zijt heilig; omdat alle volkeren zullen komen en hulde brengen aan uw aanschijn, omdat uw rechtvaardige daden aan het licht zijn gekomen!

Deuteronomium 31

1 Dan gaat Mozes heen; hij spreekt deze woorden uit tot heel Israël; 2 hij zegt tot hen: een zoon van honderdentwintig jaar ben ik vandaag, ik zal niet langer bij machte zijn uit te trekken en thuis te komen; en de Ene heeft tot mij gezegd: je zult deze Jordaan niet oversteken! 3 De Ene, God-over-jou, híj is het die voor je aanschijn uit oversteekt, híj zal deze volkeren voor je aanschijn verdelgen, en jij zult hen onterven; Jozua, híj is het die voor je aanschijn oversteekt,- zoals de Ene heeft gesproken. 4 Doen zal de Ene aan hen zoals hij heeft gedaan aan Sichon en aan Og, de koningen van de Amoriet, en aan hun land: hij heeft hen verdelgd. 5  vergeven zal de Ene hen aan uw aanschijn,- en doen zult ge met hen geheel naar het gebod dat ik u heb geboden. 6 Weest sterk en vastbesloten, vreest niet en siddert niet voor hun aanschijn; immers de Ene, je God, híj is het die mét je gaat,- hij zal je niet begeven en je niet verlaten! 7 Mozes roept tot Jozua en zegt tot hem, voor de ogen van heel Israël: wees sterk en vastbesloten, want jíj, jij zult met deze gemeente komen in het land dat de Ene aan je vaderen heeft gezworen hun te geven; en jíj zult het hun toedelen. 8 De Ene, híj is het die voor je aanschijn uitgaat, híj zal met je wezen, hij zal je niet begeven en je niet verlaten; vrees niet en laat je niet breken! 9 Dan schrijft Mozes dit onderricht op en geeft het aan de priesters, de zonen van Levi,- de dragers van de ark van het verbond met de Ene,- en aan alle oudsten van Israël. 10 Mozes gebiedt hun en zegt: na verloop van zeven jaren, in het overeengekomen jaar van de kwijtschelding, op het Loofhuttenfeest, 11 wanneer heel Israël komt om zich te laten zien bij het aanschijn van de Ene, je God,  in het oord dat hij zal kiezen,-dan zul je op roeptoon dit  onderricht tegenover heel Israël voorlezen in hun oren; 12 vergader de gemeente: de mannen, de vrouwen, het kroost, en de zwerver-te-gast bij jou binnen je poorten; opdat ze mogen horen en opdat ze leren en zullen vrezen de Ene, uw God, en zullen waken om te doen alle woorden van dit onderricht; 13 hun zonen die het nog niet weten zullen horen en leren om te vrezen de Ene, uw God,- al de dagen dat ge leven zult op de –rode– grond waarvoor ge nu de Jordaan oversteekt om haar te beërven. 14 Dan zegt de Ene tot Mozes: ziehier, genaderd zijn voor jou de dagen om te sterven, roep Jozua en posteer je samen in de tent van samenkomst, dan zal ik hem geboden geven; Mozes gaat heen met Jozua en zij posteren zich in de tent van samenkomst. 15 De Ene laat zich zien in de tent in een wolkkolom; de wolkkolom staat voor de open kant van de tent. 16 Dan zegt de Ene tot Mozes: zie, jij gaat slapen bij je vaderen; opstaan zal deze gemeente en nahoereren de vreemde goden van het land in welks schoot hij nu komt; hij zal mij verlaten en mijn verbond verbreken dat ik met hem heb gesmeed; 17 te dien dage zal mijn woede tegen hem oplaaien en zal ik hem verlaten; ik zal mijn aanschijn voor hem verbergen en hij zal tot etenswaar worden, en vele kwellingen en benauwingen zullen hem treffen; te dien dage zal hij zeggen: is het niet omdat mijn God mij niet nabij is dat mij deze kwalen hebben getroffen? 18 Maar ik, ik zal te dien dage mijn aanschijn verbergen en verborgen houden om al het kwaad dat hij heeft gedaan; omdat hij zich heeft gewend tot andere goden! 19 Welnu, schrijf voor u deze zang op en leer haar de zonen Israëls, leg haar in hun mond,- opdat ze voor mij zal wezen, deze zang, tot getuigenis tegen de zonen Israëls. 20 Wanneer ik hem zal brengen naar de –rode– grond die ik heb gezworen aan zijn vaderen,- overvloeiend van melk en honing, en hij heeft gegeten, is verzadigd en is vet geworden,- en zal zich wenden tot andere goden en die dienen, mij verachten en het verbond met mij verbreken,- 21 en het zal geschieden dat hem treffen vele kwellingen en benauwingen,- voor zijn aanschijn zal dan deze zang antwoorden als getuigenis, want ze zal niet vergeten raken uit de mond van zijn zaad; ja ik kende zijn vorm al: al wat hij heden doet,- vóórdat ik hem deed komen in het land dat ik heb gezworen! 22 Te dien dage schrijft Mozes deze zang op,- en leert haar de zonen Israëls. 23 Hij gebiedt Jozua, zoon van Noen, en zegt: wees sterk en vastbesloten, want jíj zult de zonen Israëls doen komen in het land dat ik hun heb gezworen; ík zal met je wezen! 24 Het geschiedt als Mozes ten einde is met het opschrijven van de woorden van dit onderricht op een rol,- totdat ze een volmaakt geheel zijn, 25 dat Mozes de Levieten gebiedt, de dragers van de ark van het verbond met de Ene, en zegt: 26 neem de rol met dit onderricht, en leggen zult ge die naast de ark van het verbond met de Ene, uw God,- dan zal hij daar bij je wezen tot getuigenis; 27 want zelf heb ik weet van je weerspannigheid, en je nek, hoe hard die is; zie, terwijl ik heden nog levend bij u ben zijt ge al weerspannig geweest tegen de Ene; hoe dan ná mijn dood!- 28 vergadert tot mij alle oudsten van uw stammen en uw gerechtsbeambten,-  dan zal ik deze uitspraken voor hun oren uitspreken en als getuige tegen hen oproepen de hemelen en de aarde!- 29 want ik wéét: ná mijn dood zult gij het vol bederf verderven en afwijken van de weg die ik u heb geboden; in het laatst der dagen zal u het kwaad ontmoeten, wanneer ge doen zult wat kwaad is in de ogen van de Ene, door hem te krenken met de daden van uw handen! 30 Dan spreekt Mozes in de oren van heel de vergadering van Israël de woorden van deze zang uit,- totdat ze voleindigd zijn.