Deuteronomium 8: 1-10 | Op de proef gesteld in de woestijn

Schriftlezing:

Markus 1: 12-15

12. Meteen daarna dreef de Geest hem de woestijn in. 13. Veertig dagen bleef hij in de woestijn, waar hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor hem. Nadat Johannes gevangen was genomen, ging Jezus naar Galilea, waar 14. hij Gods goede nieuws verkondigde.15 Dit was wat hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’

Schriftlezing:

Deuteronomium 8: 1-10

1 Heel het gebod  dat ik je heden gebied  zult ge bewaken en doen,-  opdat ge leven zult en talrijk worden,  en binnenkomen en beërven: het land  dat de Ene aan uw vaderen heeft gezworen.  2 Gedenk dan heel de weg  welke de Ene, je God, je deze veertig jaar  heeft doen gaan  in de woestijn;  om je te verootmoedigen, om je te beproeven,  om te weten wat er in je hart omgaat:  bewaak je zijn geboden of niet?  3 Hij verootmoedigt je,  hij laat je honger lijden,  hij doet je het manna eten dat je niet kende  en ook je vaderen niet hebben gekend,-  opdat hij je tot de erkenning zal brengen  dat niet bij brood alleen  de –rode– mens zal leven,  nee, dat bij al wat uittijgt  uit de mond van de Ene  de mens zal leven.  4 Je mantel is niet versleten van je afgevallen,  je voet is niet gezwollen,-  deze veertig jaar.  5 Erken dan met je hart:  ja,zoals een man zijn zoon tuchtigt  is de Ene, je God, bezig jou te tuchtigen. 6 Bewaak dan  de geboden van de Ene, je God,-en wandel op zijn wegen en heb ontzag voor hem. 7 Want de Ene, je God, is bezig  je te doen komen in een goed land,- een land van waterbeken,  wellen en kolken  die uittijgen in slenk en bergland;  8 een land van tarwe en gerst,  wijnstok, vijg en granaatappel;  een land van een olijf vol olie en van honing,  9 een land waarin je niet in gebrek je brood zult eten, waarin het je aan niets zal ontbreken,-  een land welks stenen puur ijzer zijn  en uit welks bergen je koper hakt. 10 Eten zul je en verzadigd worden,- en zegenen de Ene, je God, om het goede land dat hij je heeft gegeven.