Exodus 11: 4-5 en 13: 11-15 | Stellen we wel de juiste vragen

Schriftlezing:

Exodus 11: 4-8

4. Toen zei Mozes tegen de farao: ‘Dit zegt de HEER: Tegen middernacht zal ik rondgaan door Egypte, 5. en dan zullen alle eerstgeborenen in het land sterven, van de eerstgeborene van de farao, zijn troonopvolger, tot de eerstgeborene van de slavin die de handmolen bedient, en ook al het eerstgeboren vee. 6. Overal in Egypte zal luid gejammerd worden, zo luid als men nog nooit heeft gehoord en ook nooit meer horen zal. 7.Maar van de Israëlieten zal niemand een haar gekrenkt worden, en ook hun vee zal niets overkomen. Dat zal u doen beseffen dat de HEER onderscheid maakt tussen Egypte en Israël. 8.Al deze hovelingen hier zullen naar mij toe komen en mij op hun knieën smeken om dit land te verlaten en mijn hele volk mee te nemen. En dat zal ik doen ook.’ Hierop verliet Mozes woedend het paleis.

Exodus 13: 11-15

11. Als de HEER u in het land van de Kanaänieten gebracht heeft, zoals hij u en uw voorouders onder ede heeft beloofd, en als hij u dat land in bezit heeft gegeven, 12. dan moet u alles wat als eerste de moederschoot verlaat aan de HEER afstaan. Alle eerstgeboren mannelijke dieren die uw vee werpt, moeten aan de HEER gegeven worden. 13. Elk eerstgeboren veulen van een ezel moet u vrijkopen met een lam. Koopt u het niet vrij, dan moet u het de nek breken. Ook elke eerstgeboren zoon moet u vrijkopen. 14. En als een van uw kinderen u later vraagt: “Waarom doen wij dit?” dan moet u dit antwoord geven: “Met krachtige hand hee!ft de HEER ons bevrijd uit Egypte, uit de s”lavernij. 15. Toen de farao weigerde ons te laten gaan, heeft de HEER alle eerstgeborenen in Egypte, van de mensen en van het vee, gedood. Daarom offer ik de HEER alle mannelijke dieren die als eerste de moederschoot verlaten en koop ik elke eerstgeboren zoon vrij.”