Exodus 13: 11-16 | Stellen wij nog (goede) vragen?

Leerdienst Tora en Evangelie

Sidra Bo | Exodus 10:1 – 13:167

Sjewat 5776 / 17 januari 2016

 

Schriftlezingen uit de Heilige Schrift in de Naardens vertaling

NT: Romeinen 10: 12-17 

12 Want er is geen verschil tussen Judeeër en Helleen; want hij is aller Heer, rijk jegens allen die hem aanroepen.

13 Want ‘al wie de naam van de Heer zal aanroepen zal worden behouden’ (Joël 3,5).

14 Hoe zouden ze dan iemand aanroepen in wie ze niet geloven? Hoe zouden ze geloven in iemand van wie ze nooit hebben gehoord? Hoe zouden ze iets horen zonder iemand die predikt?

15 Hoe zouden de predikers kunnen prediken als ze niet worden uitgezonden?- juist zoals geschreven staat: ‘hoe lieflijk zijn de voeten van hen die goede dingen verkondigen!’ (Jes. 52,7).

16 Nee, maar niet allen hebben gehoor gegeven aan de evangelieverkondiging. Want Jesaja zegt: ‘Heer wie heeft geloofd wat hij van ons hoort?’ (Jes. 53,1). 

17 Dus: het geloven is uit horen, en het horen is door het woord van Christus.

 

Tenach, Exodus 13: 11-16

11 en zal het zo wezen dat de Ene je doet kómen in het land van de Kanaäniet, zoals hij heeft gezworen aan jou en aan je vaderen, en heeft hij het je gegeven, 12 doen oversteken zul je al wie de moederschoot splijt naar de Ene; van elke splijterworp van het vee die er voor u zal wezen: de mannetjes naar de Ene; 13 en elke moederschootsplijter van een ezel 
 zul je inlossen met een lam; als je hem niet inlost zul je hem de nek breken; en elke eersteling van een mens bij je zonen 
 zul je inlossen; 14 en zal het wezen dat je zoon je morgen een vraag stelt en zegt: 
 wat ís dit?- zeg dan tot hem: met sterkte van hand heeft de Ene ons uitgeleid uit Egypte, 
 uit het slavenhuis; 15 en het is geweest dat Farao hardnekkig weigerde om ons heen te zenden, en dat de Ene ómbracht 
 elke eersteling op het land van Egypte, van menseneersteling tot diereneersteling; zodoende offer ik aan de Ene elke moederschootsplijter van de mannetjes, en elke eersteling van mijn zonen los ik in; 16 wezen zal dat tot een teken op je hand en tot een band tussen je ogen; want met sterkte van hand heeft de Ene ons uitgeleid uit Egypte!

 

Jeremia 46: 25 en 26

25 Gezegd heeft de Ene, de Omschaarde, de God van Israël: zie, ik doe bezoeking aan Amon uit No, over Farao en over Egypte, over haar goden en over haar koningen,- over Farao en over wie zich veilig achten bij hem!- 26 geven zal ik hen in de hand van wie op zoek zijn naar hun ziel, in de hand van Babels koning Nevoechadretsar en in de hand van zijn dienaren; maar ná dat alles zullen zij wonen als vanouds, is de tijding van de Ene;