Schriftlezing:
11 en zal het zo wezen dat de Ene je doet kómen in het land van de Kanaäniet, zoals hij heeft gezworen aan jou en aan je vaderen, en heeft hij het je gegeven, 12 doen oversteken zul je al wie de moederschoot splijt naar de Ene; van elke splijterworp van het vee die er voor u zal wezen: de mannetjes naar de Ene; 13 en elke moederschootsplijter van een ezel zul je inlossen met een lam; als je hem niet inlost zul je hem de nek breken; en elke eersteling van een mens bij je zonen zul je inlossen; 14 en zal het wezen dat je zoon je morgen een vraag stelt en zegt: wat ís dit?- zeg dan tot hem: met sterkte van hand heeft de Ene ons uitgeleid uit Egypte, uit het slavenhuis; 15 en het is geweest dat Farao hardnekkig weigerde om ons heen te zenden, en dat de Ene ómbracht elke eersteling op het land van Egypte, van menseneersteling tot diereneersteling; zodoende offer ik aan de Ene elke moederschootsplijter van de mannetjes, en elke eersteling van mijn zonen los ik in; 16 wezen zal dat tot een teken op je hand en tot een band tussen je ogen; want met sterkte van hand heeft de Ene ons uitgeleid uit Egypte!