FG 2 Corinthiërs 12: 7 | De doorn in het vlees | 27-08-1978

2 Cor 127Schriftlezing:

2 Corinthiërs 12: 1 Te roemen is mij waarlijk niet oorbaar; want ik zal komen tot gezichten en openbaringen des Heeren. 2 Ik ken een mens in Christus, voor veertien jaren (of het geschied zij in hetlichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet, God weet het), dat de zodanige opgetrokken is geweest tot in den derden hemel; 3 En ik ken een zodanig mens (of het in het lichaam, of buiten het lichaam geschied zij, weet ik niet, God weet het), 4 Dat hij opgetrokken is geweest in het paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd is te spreken. 5 Van den zodanige zal ik roemen, doch van mijzelven zal ik niet roemen, dan in mijn zwakheden. 6 Want zo ik roemen wil, ik zal niet onwijs zijn, want ik zal de waarheid zeggen; maar ik houde daarvan af, opdat niemand van mij denke boven hetgeen hij ziet, dat ik ben, of dat hij uit mij hoort. 7 En opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zou verheffen. 8 Hierover heb ik den Heere driemaal gebeden, opdat hij van mij zou wijken. 9 En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone. 10 Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig. 

Psalm 89 : 7

7 Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort!
Zij wandlen, Heer‘, in ‘t licht van ‘t Goddlijk Aanschijn voort;
Zij zullen in Uw Naam zich al den dag verblijden;
Uw goedheid straalt hun toe; Uw macht schraagt hen in ‘t lijden,
Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen,
Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw woord verhogen.

Schriftlezing

Gebed 

Gezang 166

1 Halleluja, lofgezongen
Jezus Christus, onze Heer!
Paart, verlosten, hart en tongen,
juicht zijn liefd’ en macht ter eer!
Hem, die redt uit alle noden,
die waarachtig en getrouw,
vastheid geeft aan ‘t Godsgebouw,
Hem, de eerst’ling uit de doden,
Hem, de koning van ‘t heelal,
wien ‘t heelal eens eren zal!

2 Halleluja, onze zangen
zijn voor eeuwig Hem gewijd,
die het Godsrijk heeft ontvangen
als het loon op zijne strijd,
die aan ‘t kruis zich liet verhogen,
en ons minde tot de dood
met een liefd’ ondenkbaar groot,
met een godd’lijk mededogen;
Hem, die ons onrein gemoed
heeft gewassen in zijn bloed.

3
Halleluja, ‘t loflied rijze
Hem, die onze banden slaakt!
Hem, die ons zijn naam ten prijze
koningen en priesters maakt;
die ons opkweekt onder lijden,
en ons door zijn Geest bestuurd,
door zijn kruisdood aangevuurd,
waken, bidden leert en strijden:
Hem zij heerlijkheid en macht,
eeuwig, eeuwig toegebracht!


Amen, Jezus Christus, amen!
Ja, Gij zult in ‘t groot heelal
‘t rijk der duisternis beschamen,
tot het niet meer wezen zal.
Woon, o Heiland, in ons midden!
Onder uwe heerschappij
zijn wij zalig, zijn wij vrij.
Leer ons strijden, leer ons bidden!
Amen, heerlijkheid en macht
word’ U eeuwig toegebracht! 

Verkondiging

Dankgebed

Psalm 33: 11

 11
Laat ons alom Zijn lof ontvouwen:
In Hem verblijdt zich ons gemoed,
Omdat wij op Zijn Naam vertrouwen,
Dien Naam, zo heilig, groot en goed.
Goedertieren Vader,
Milde zegenader,
Stel Uw vriendlijk hart,
Op Wiens gunst wij hopen,
Eeuwig voor ons open;
Weer steeds alle smart.