FG 2 Corinthiërs 4: 16-18 | Ingewijden en niet ingewijden | 30-09-1973

Schriftlezing:2 Cor 416

2 Corinthiërs 4: 16 Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag. 17 Want onze lichte verdrukking,die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; 18 Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.

5: 1 Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. 2 Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden. 3 Zo wij ook bekleed en niet naakt zullen gevonden worden. 4 Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde. 5 Die ons nu tot ditzelfde bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft. 6 Wij hebben dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van den Heere; 7 (Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.) 8 Maar wij hebben goeden moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen. 9 Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, hetzij uitwonende, om Hem welbehagelijk te zijn. 10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

Heidelbergse cathechismus zondag 16: vraag en antwoord 42 en 43

Vraag 42 Zo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het, datwij ook moeten streven? Onze dood is geen betaling voor onze zonden , maar alleen eenafsterving van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven.

Vraag 43 Wat verkrijgen wij meer voor nuttigheid uit de offerandeen den dood van Christus aan het kruis? Dat door Zijn kracht onze oude mens met Hem gekruisigd, gedood enbegraven wordt , opdat de boze lusten des vleses in ons niet meer regeren, maar dat wij onszelf Hem tot een offerande der dankbaarheid opofferen

Schriftlezing

Gebed

Gezang 201:

1 Als God, mijn God, maar voor mij is,
wie is er dan mij tegen?
Dan werken druk en droefenis
mijn ziele tot een zegen;
dan waakt alom een eng’lenwacht,
dan zie ik sterren in de nacht
en bloemen op mijn wegen.

2 En wat er dreig’, of wie er woed’,
mijn Herder blijft mij leiden.
Geen donker dal van tegenspoed
kan van zijn staf mij scheiden.
Hij blijft mij overal nabij,
naar stille waat’ren voert Hij mij
en liefelijke weiden.

3 Ik heb mijn God, dat is genoeg,
ik wens mij niets daarneven.
Veel meer dan ‘t meeste, dat ik vroeg,
is mij in Hem gegeven:
mijn hoogste goed, mijn troost in smart,
de trouwe Vader van mijn hart,
mijn eeuwig licht en leven.

Verkondiging

Dankgebed

Psalm 119: 87

87 Kom mij te hulp; mijn ziel, die U verbeidt,
Heeft Uw bevel met lust en liefd’ ontvangen;
Ik haak, o Heer‘, naar ‘t heil, mij toegezeid;
Bestier in gunst naar Uwe wet mijn gangen;
Al mijn vermaak stel ik, met rijp beleid,
In Uw gebod; dat is mijn hoogst verlangen

Zegen