FG 2 Koningen 5: 26b | Gehazi kent zijn tijd niet | 09-12-1979

Schriftlezing: 2 Koningen 5: 20-272 Kon 520 27

20 Gehazi nu, de jongen van Elisa, den man Gods, zeide: Zie, mijn heer heeft Naäman, dien Syriër belet, dat men uit zijn hand niet genomen heeft, wat hij gebracht had; maar zo waarachtig als de HEERE leeft, ik zal hem nalopen, en zal wat van hem nemen! 21 Zo volgde Gehazi Naäman achterna. En toen Naäman zag, dat hij hem naliep, viel hij van den wagen af, hem tegemoet, en hij zeide: Is het wel? 22 En hij zeide: Het is wel; mijn heer heeft mij gezonden, om te zeggen: Zie, nu straks zijn tot mij twee jongelingen uit de zonen der profeten, van het gebergte van Efraïm gekomen; geef hun toch een talent zilvers en twee wisselklederen. 23 En Naäman zeide: Belieft het u, neem twee talenten. En hij hield aan bij hem, en bond twee talenten zilvers in twee buidels, met twee wisselklederen, en hij leide ze op twee van zijn jongens, die ze voor zijn aangezicht droegen. 24 Als hij nu op de hoogte kwam, nam hij ze van hun hand, en bestelde ze in een huis; en hij liet de mannen gaan, en zij togen heen. 25 Daarna kwam hij in, en stond voor zijn heer. En Elisa zeide tot hem: Van waar, Gehazi? En hij zeide: Uw knecht is noch herwaarts noch derwaarts gegaan. 26 Maar hij zeide tot hem: Ging niet mijn hart mede, als die man zich omkeerde van op zijn wagen u tegemoet? Was het tijd, om dat zilver te nemen, en om klederen te nemen, en olijfbomen, en wijngaarden, en schapen, en runderen, en knechten, en dienstmaagden? 27 Daarom zal u de melaatsheid van Naäman aankleven, en uw zaad in eeuwigheid! Toen ging hij uit van voor zijn aangezicht, melaats, wit als de sneeuw.

Gezongen wordt voor de prediking Gezang 2

1 Daar komt een schip geladen tot aan het hoogste boord, draagt Gods Zoon vol genade, des Vaders eeuwig Woord.

2 Hoe ‘t schip het water kliefde! het bergt een kostb’re last; het zeil, dat is de liefde, de heil’ge Geest de mast.

3 Het anker valt ter rede, nu is het schip aan land. Het Woord is vlees geworden, Gods Zoon reikt ons de hand.

4 Te Bethlehem geboren als kindje in een stal, geeft zich voor ons verloren de Heiland van ‘t heelal.

5 En wie in groot verblijden dit kindje kussen wil, moet vooraf met Hem lijden zijn kruis, om zijnentwil,

6 en daarna met Hem sterven, om geest’lijk op te staan en ‘t leven te verwerven, gelijk Hij heeft gedaan.

Slotpsalm 146: 8 ‘t Is de Heer’ van alle heren, Sions God, geducht in macht, Die voor eeuwig zal regeren Van geslachte tot geslacht. Sion, zing uw God ter eer! Prijs Zijn grootheid; loof den Heer’.