FG 2 Koningen 6: 6-7 | Elisa en de bijl | 09-07-1978

2 Kon 61 17


Schriftlezing: 

1 En de kinderen der profeten zeiden tot Elisa: Zie nu, de plaats, waar wij wonen voor uw aangezicht, is voor ons te eng. 2 Laat ons toch tot aan de Jordaan gaan, en elk van daar een timmerhout halen, dat wij ons daar een plaats maken, om er te wonen. En hij zeide: Gaat heen. 3 En er zeide een: Het believe u toch te gaan met uw knechten. En hij zeide: Ik zal gaan. 4 Zo ging hij met hen. Als zij nu aan de Jordaan gekomen waren, hieuwen zij hout af. 5 En het geschiedde, als een het timmerhout velde, dat het ijzer in het water viel; en hij riep, en zeide: Ach, mijn heer, want het was geleend. 6 En de man Gods zeide: Waar is het gevallen? En toen hij hem de plaats gewezen had, sneed hij een hout af, en wierp het daarhenen, en deed het ijzer boven zwemmen. 7 En hij zeide: Neem het tot u op. Toen stak hij zijn hand uit, en nam het,

Er wordt gezongen van Gezang 184

1 De Heer is mijn Herder! ‘k Heb al wat mij lust; Hij zal mij geleiden naar grazige weiden. Hij voert mij al zachtkens aan waat’ren der rust.

2 De Heer is mijn Herder! Hij waakt voor mijn ziel, Hij brengt mij op wegen van goedheid en zegen, Hij schraagt m’, als ik wankel, Hij draagt m’, als ik viel.

3 De Heer is mijn Herder! Al dreigt ook het graf met grimmige kaken, geen schrik zal mij naken. O Heer, mij vertroosten uw stok en uw staf!

4 De Heer is mijn Herder! In ‘t hart der woestijn verkwikken en laven zijn hemelse gaven; Hij wil mij versterken met brood en met wijn.

5 De Heer is mijn Herder! Hem blijf ik gewijd! ‘k Zal immer verkeren in ‘t huis mijnes Heren: zo kroont met haar zegen zijn liefde m’ altijd.

en

Psalm 95: 4 Want Hij is onze God, en wij Zijn ‘t volk van Zijne heerschappij, De schapen, die Zijn hand wil weiden. Zo gij Zijn stem dan heden hoort, Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord; Verhardt u niet, maar laat u leiden.