Schriftlezing:
1 Dit zijn dan de geboden, de inzettingen en de rechten, die de HEERE, uw God, geboden heeft om u te leren; opdat gij ze doet in het land, naar hetwelk gij heentrekt, om dat erfelijk te bezitten; 2 Opdat gij den HEERE, uw God, vrezet, om te houden al Zijn inzettingen, en Zijn geboden, die ik u gebiede; gij, en uw kind, en kindskind, al de dagen uws levens; en opdat uw dagen verlengd worden. 3 Hoor dan, Israël! en neem waar, dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigdet (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God, gesproken heeft) in het land, dat van melk en honig is vloeiende. 4 Hoor, Israël! de HEERE, onze God, is een enig HEERE! 5 Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen. 6 En deze woorden, die ik u heden gebiede, zullen in uw hart zijn. 7 En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat. 8 Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen. 9 En gij zult ze op de posten van uw huis, en aan uw poorten schrijven.
Heidelbergse catechismus Zondag 4
Vraag 9 Doet dan God den mens onrecht, dat Hij in zijn wet van hemeist, wat hij niet doen kan? Antwoord: Neen Hij ; want God heeft den mens alzo geschapen, dat hij datkon doen ; maar de mens heeft zichzelf en al zijn nakomelingen, door hetingeven des duivels, van deze gaven beroofd.
Vraag 10 Wil God zulke ongehoorzamheid en afval ongestraft laten? Antwoord: Neen Hij, geenzins; maar Hij vertoornt zich schrikkelijk beideover de aangeborene en werkelijke zonden, en wil die door een rechtvaardigoordeel tijdelijk en eeuwiglijk; gelijk Hij gesproken heeft: Vervloekt iseen iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet,om dat te doen.
Vraag 11 Is dan God ook niet barmhartig? Antwoord: God is wel barmharti , maar Hij is ook rechtvaardig : daaromzo eist zijn gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteitGods gedaan is, ook met de hoogste, dat is, met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde