FG Handelingen der Apostelen 8: 33 | De kamerling | 02-09-1979

Schriftlezing:Hand 833

Handelingen der Apostelen 8: 26 En een engel des Heeren sprak tot Filippus, zeggende: Sta op, en ga heen tegen het zuiden, op den weg, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, welke woest is. 27 En hij stond op en ging heen; en ziet, een Moorman, een kamerling, en een machtig heer van Candace, de koningin der Moren, die over al haar schat was, welke was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem; 28 En hij keerde wederom, en zat op zijn wagen, en las den profeet Jesaja. 29 En de Geest zeide tot Filippus: Ga toe, en voeg u bij dezen wagen. 30 En Filippus liep toe, en hoorde hem den profeet Jesaja lezen, en zeide: Verstaat gij ook, hetgeen gij leest? 31 En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten. 32 En de plaats der Schriftuur, die hij las, was deze: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is voor dien, die het scheert, alzo doet Hij Zijn mond niet open. 33 In Zijn vernedering is Zijn oordeel weggenomen; en wie zal Zijn geslacht verhalen? Want Zijn leven wordt van de aarde weggenomen. 34 En de kamerling antwoordde Filippus en zeide: Ik bid u, van Wien zegt de profeet dit, van zichzelven, of van iemand anders? 35 En Filippus deed zijn mond open en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus. 36 En alzo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide: Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden? 37 En Filippus zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd. En hij, antwoordende, zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is. 38 En hij gebood den wagen stil te houden; en zij daalden beiden af in het water, zo Filippus als de kamerling, en hij doopte hem. 39 En toen zij uit het water waren opgekomen, nam de Geest des Heeren Filippus weg, en de kamerling zag hem niet meer; want hij reisde zijn weg met blijdschap. 40 Maar Filippus werd gevonden, te Azote; en het land doorgaande, verkondigde hij het Evangelie in alle steden, totdat hij te Cesarea kwam.

Gebed

Er is gezongen Gezang 131 tijdens de collecte

1 Wegen Gods, hoe duister zijt gij, maar w’ omvleug’len ons het hoofd voor ‘t verblindend licht der toekomst, die ‘t verdrukte hart gelooft! Blijve ‘t middel ons verholen, God maakt ons zijn doel gewis door d’ onfeilb’re profetieën van zijn vast getuigenis.

2 Aan de eindpaal van de tijden ziet ons oog de geest van ‘t kwaad. moe geworsteld en ontwapend, tot geen afval meer in staat. Als de Here God in allen, en in allen alles is, zal het licht zijn, eeuwig licht zijn, licht uit licht en duisternis.

Preek met de tekst Handelingen der Apostelen 8: 33

Dankgebed

Psalm 32: 1 Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven, Die van de straf voor eeuwig is ontheven, Wiens wanbedrijf , waardoor hij was bevlekt, Voor ‘t heilig oog des Heeren is bedekt. Welzalig is de mens, wien ‘t mag gebeuren, Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren, En die in ‘t vroom en ongeveinsd gemoed; Geen snood bedrog maar blank’ oprechtheid voedt.

Zegen