FG Jesaja 9: 1a | Het uitlandigvolk | 29-11-1981

Jesaja 91

Deze opname betreft een haast volledige Eredienst.

Psalm 79: 3 en 4

3 Hoe lang zult Gij in gramschap zijn ontstoken; Zal ‘t hevig vuur Uws ijvers eeuwig roken? Stort Uwe wraak op hen, die ons verteren, Op volken, die Uw groten Naam niet eren; Want Isrel, door hun macht Verschrikklijk omgebracht, Ligt in zijn bloed verdronken; Zijn woning, al de troost En lust van Jakobs kroost, Gelijkt thans naar spelonken.

4 Gedenk niet meer aan ‘t kwaad, dat wij bedreven, Onz’ euveldaad word’ ons uit gunst vergeven. Waak op, o God, en wil van verder lijden Ons klein getal door Uwe kracht bevrijden. Help ons, barmhartig Heer’, Uw groten Naam ter eer; Uw trouw koom’ ons te stade; Verzoen de zware schuld, Die ons met schrik vervult, Bewijs ons eens genade.

Geloofsbelijdenis

Psalm 79: 7 Zo zullen wij de schapen Uwer weiden, In eeuwigheid Uw lof, Uw eer verbreiden, En zingen van geslachten tot geslachten; Uw trouw, Uw roem, Uw onverwinbre krachten.

Schriftlezing: Jesaja 9: 1-7

1 Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen. 2 Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen nochtans blijde wezen voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in den oogst, gelijk men verheugd is, wanneer men de buit uitdeelt. 3 Want het juk van hun last, en den stok hunner schouders, en den staf desgenen, die hen dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage der Midianieten; 4 Toen de ganse strijd dergenen, die streden, met gedruis geschiedde, en de klederen in het bloed gewenteld en verbrand werden, tot een voedsel des vuurs. 5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; 6 Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen. 7 De Heere heeft een woord gezonden in Jakob, en het is gevallen in Israël.

Na het gebed wordt er met de Cantorij in wisselzang gezongen van Gezang 2. In de opname heeft mijn vader vermoedelijk i.v.m. ‘de breedte’ van het cassette bandje de Cantorij eruit geknipt..

1 Daar komt een schip geladen tot aan het hoogste boord, draagt Gods Zoon vol genade, des Vaders eeuwig Woord.

2 Hoe ‘t schip het water kliefde! het bergt een kostb’re last; het zeil, dat is de liefde, de heil’ge Geest de mast.

3 Het anker valt ter rede, nu is het schip aan land. Het Woord is vlees geworden, Gods Zoon reikt ons de hand.

4 Te Bethlehem geboren als kindje in een stal, geeft zich voor ons verloren de Heiland van ‘t heelal.

5 En wie in groot verblijden dit kindje kussen wil, moet vooraf met Hem lijden zijn kruis, om zijnentwil,

6 en daarna met Hem sterven, om geest’lijk op te staan en ‘t leven te verwerven, gelijk Hij heeft gedaan.

Slotpsalm is Psalm 98: 2

2 Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt. Dit slaan al ‘s aardrijks einden gade, Nu onze God Zijn heil om schenkt. Juich dan den Heer’ met blijde galmen, Gij ganse wereld, juich van vreugd. Zing vrolijk in verheven psalmen Het heil, dat d’ aard’ in ‘t rond verheugt.