FG Johannes 1: 5 | Licht in de duisternis | 07-12-1980

Joh 15  

Psalm 86: 6

6 Leer mij naar Uw wil te handlen, ‘k Zal dan in Uw waarheid wandlen; Neig mijn hart, en voeg het saam, Tot de vrees van Uwen Naam. Heer’, mijn God, ik zal U loven, Heffen ‘t ganse hart naar boven; ‘k Zal Uw Naam en majesteit Eren tot in eeuwigheid.

Schriftlezing: Johannes 1: 1-14

1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. 4 In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen. 5 En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen. 6 Er was een mens van God gezonden, wiens naam was Johannes. 7 Deze kwam tot een getuigenis, om van het Licht te getuigen, opdat zij allen door hem geloven zouden. 8 Hij was het Licht niet, maar was gezonden, opdat hij van het Licht getuigen zou. 9 Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld. 10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; 13 Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. 14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.

Voor de preek Gezang 2

1 Daar komt een schip geladen tot aan het hoogste boord, draagt Gods Zoon vol genade, des Vaders eeuwig Woord.

2 Hoe ‘t schip het water kliefde! het bergt een kostb’re last; het zeil, dat is de liefde, de heil’ge Geest de mast.

3 Het anker valt ter rede, nu is het schip aan land. Het Woord is vlees geworden, Gods Zoon reikt ons de hand.

4 Te Bethlehem geboren als kindje in een stal, geeft zich voor ons verloren de Heiland van ‘t heelal.

5 En wie in groot verblijden dit kindje kussen wil, moet vooraf met Hem lijden zijn kruis, om zijnentwil,

6 en daarna met Hem sterven, om geest’lijk op te staan en ‘t leven te verwerven, gelijk Hij heeft gedaan.

Psalm 146: 6 wordt tot slot gezongen door de gemeente, daarna volgt de Zegen 

4 ‘t Is de Heer’, Wiens alvermogen ‘t Groot heelal heeft voortgebracht; Die genadig, uit den hogen Ziet, wie op Zijn bijstand wacht, En aan elk, die Hem verbeidt, Trouwe houdt in eeuwigheid.