FG Johannes 14: 18 | Ik zal u geen wezen laten | 22-05-1977

Schriftlezing:Joh 1418

Johannes 14: 15 Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden. 16 En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; 17 Namelijk den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen; want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem; want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zijn. 18 Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u. 19 Nog een kleinen tijd, en de wereld zal Mij niet meer zien; maar gij zult Mij zien; want Ik leef, en gij zult leven. 20 In dien dag zult gij bekennen, dat Ik in Mijn Vader ben, en gij in Mij, en Ik in u. 21 Die Mijn geboden heeft, en dezelve bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en die Mij liefheeft, zal van Mijn Vader geliefd worden; en Ik zal hem liefhebben, en Ik zal Mijzelven aan hem openbaren. 22 Judas, niet de Iskariot, zeide tot Hem: Heere, wat is het, dat Gij Uzelven aan ons zult openbaren, en niet aan de wereld?

Na het Gebed klinkt voor de preek tijdens de collecte Gezang 224

1 Wat ware zonder U het leven, waar voerden, Heer, mijn paden heen? ‘k Bleef dan door bange vrees gedreven in wijde wereld gans alleen. ‘t Was al onzeker, wat ik minde, de toekomst werd een afgrond zwart, en voor geen droef’nis kon ik vinden een tot mijn zorg gebogen hart.

2 Gij toogt als Heiland door de landen, als Mensenzoon, vol liefde groot, en deed een machtig vuur ontbranden in onzer harten donk’re nood. Nu gaat voor ons de hemel open, als ons vererfde vaderland, en in geloof en liefd’ en hope, gevoelen w’ ons aan God verwant.

3 O trekt dan uit door alle landen, en brengt de dolenden tezaam, reikt alle zwervers uwe handen, verenigt ze tot zijne naam. De aarde zal de hemel erven, daar voor ‘t geloof het duister zwicht; die met ons een geloof verwerven, ook zij zijn kind’ren van het licht.

Psalm 138: 1 klint na het Dankgebed.

1 ‘k Zal met mijn ganse hart Uw eer Vermelden, Heer’, U dank bewijzen. ‘k Zal U in ‘t midden van de goon, Op hogen toon, Met psalmen prijzen; Ik zal mij buigen, op Uw eis, Naar Uw paleis, Het hof der hoven, En, om Uw gunst en waarheid saam, Uw groten Naam Eerbiedig loven.