FG Johannes 19: 23b en 24 | Kleed verdeeld | 25-03 1984

Een Volledige Eredienst:

Votum en groet

Zingen Psalm 22: 9 en 10

9 Mijn beendren kan ik tellen, een voor een. Hun boos gezicht beschouwt dit wel tevreen. Z’ ontzien zich niet, om met mijn tegenheen, Hun geest te strelen, En onder zich mijn kleedren te verdelen; Verhard in ‘t kwaad, Kan hun geen spel verdrieten. Zij werpen ‘t lot, wat ieder zal genieten Van mijn gewaad.

10 Maar Gij, o Heer’, tot Wien mijn ziel zich keert, Sta niet van ver; mijn God, die ‘t al regeert. Ai, haast U toch ter hulp; ik word verteerd Door al d’ ellenden. Red mijne ziel van ‘t zwaard dier boze benden, Die schrikklijk woen; Ai, red haar uit hun handen, Daar z’ eenzaam ducht ‘t geweld des honds, wiens tanden Haar siddren doen.

Geloofsbelijdenis

Zingen Psalm 27: 7 Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou, Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed, gebleven? Ik was vergaan in al mijn smart en rouw. Wacht op den Heer’, godvruchte schaar, houd moed! Hij is getrouw, de bron van alle goed. Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer. Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Heer’.

Schriftlezing:

Johannes 19: 23 De krijgsknechten dan, als zij Jezus gekruist hadden, namen Zijn klederen, (en maakten vier delen, voor elken krijgsknecht een deel) en den rok. De rok nu was zonder naad, van boven af geheel geweven. 24 Zij dan zeiden tot elkander: Laat ons dien niet scheuren, maar laat ons daarover loten, wiens die zijn zal; opdat de Schrift vervuld worde, die zegt: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld, en over Mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de krijgsknechten gedaan. 

Gebed

Afkondigingen en Zingen Gezang 154 1  Ik wil mij gaan vertroosten in Jesu lijden groot. Al heeft ‘t gestaan ten boosten, het kan nog worden goed. Al om mijn zondig leven ben ik met druk bevaan; dat wil ik gaan begeven: o Jesu, zie mij aan!

2 De tijd heb ik verloren, die Gij mij hebt verleend. Naar U wild’ ik niet horen, in zonden was ‘k versteend. Zeer traag ben ik tot deugden, al heb ik goed vermaan: oorsprong der eeuw’ge vreugden, o Jesu, zie mij aan!

3 Al ben ik vol van zonden, wil mijns gedachtig zijn. Uw deugd is zonder gronden, de schulden zijn al mijn! Ik ken ‘t, al is ‘t zeer spade, en wil mij niet versmaan, U smeek ik om genade: o Jesu, zie mij aan!

Prediking tekst Johannes 23b en 24

Zingen Psalm 99: 2 God, die helpt in nood, Is in Sion groot. Aller volken macht, Niets bij Hem geacht; Buigt u dan in ‘t stof, En verheft met lof ‘t Heilig Opperwezen; Wilt het eeuwig vrezen.

Zegen