Schriftlezing:
Johannes 19: 25 En bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder en Zijner moeders zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. 26 Jezus nu, ziende Zijn moeder, en den discipel, dien Hij liefhad, daarbij staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. 27 Daarna zeide Hij tot den discipel: Zie, uw moeder. En van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis. 28 Hierna Jezus, wetende, dat nu alles volbracht was, opdat de Schrift zou vervuld worden, zeide: Mij dorst. 29 Daar stond dan een vat vol ediks, en zij vulden een spons met edik, en omlegden ze met hysop, en brachten ze aan Zijn mond.
Gezang 52 wordt voor de preek gezongen
1 Komt, knielen wij voor Jezus samen met vrolijk uitzicht op ons lot! Het is volbracht, volbracht, ja, amen, het is voor ons volbracht bij God. Het grote werk, dat Hij aanvaardde, al d’ eeuwen door met smart verwacht, dat is volbracht: juich hemel, aarde, juicht zondaars, ‘t is voor u volbracht!
2 Gij, Jezus, hebt de last gedragen, die zond’ en schuld te dragen gaf. God zag uw werk met welbehagen en wendt van ons zijn straffen af. Wij schuldig, door God uitgedreven, wij bleven ver van Eden staan, maar ‘t kruis werd ons de boom van ‘t leven; die wees de Vader zelf ons aan.
3 Wat d’ oude godsspraak deed verwachten, wat ooit Gods recht gevorderd had, hebt Gij volbracht met al uw krachten, volbracht op ‘t moeilijk lijdenspad. Geen vlek, geen mistred zagen d’ ogen der vlekkeloze Majesteit, en ‘t vonnis, dat u zal verhogen, is d’ uitspraak der rechtvaardigheid.
4 Wij willen need’rig Gode leven, U volgen, waar Gij ons geleidt, ons U geheel ten offer geven met nooit volbrachte dankbaarheid. Getrouwe Leidsman, sla ons gade, Voleinder, laat door uwe kracht het heerlijk werk van Gods genade in ons ook eenmaal zijn volbracht!
Psalm 86: 6 is tot slot gezongen
6 Leer mij naar Uw wil te handlen, ‘k Zal dan in Uw waarheid wandlen; Neig mijn hart, en voeg het saam, Tot de vrees van Uwen Naam. Heer’, mijn God, ik zal U loven, Heffen ‘t ganse hart naar boven; ‘k Zal Uw Naam en majesteit Eren tot in eeuwigheid.