FG Johannes 2: 9 | Bruiloft te Kana | 18-01-1981

In deze dienst wordt gedacht aan de volgende zondag waarop het Avondmaal wordt gevierd.Joh 29

Met Psalm 130: 2 begint de opname, 2 Zo Gij in ‘t recht wilt treden, O Heer’, en gadeslaan Onz’ ongerechtigheden; Ach, wie zou dan bestaan? Maar neen, daar is vergeving Altijd bij U geweest; Dies wordt Gij, Heer’, met beving, Recht kinderlijk gevreesd.

Schriftlezing:

Johannes 2: 1 En op den derden dag was er een bruiloft te Kana in Galilea; en de moeder van Jezus was aldaar. 2 En Jezus was ook genood, en Zijn discipelen, tot de bruiloft. 3 En als er wijn ontbrak, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn. 4 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn ure is nog niet gekomen. 5 Zijn moeder zeide tot de dienaars: Zo wat Hij ulieden zal zeggen, doet dat. 6 En aldaar waren zes stenen watervaten gesteld, naar de reiniging der Joden, elk houdende twee of drie metreten. 7 Jezus zeide tot hen: Vult de watervaten met water. En zij vulden ze tot boven toe. schilderij van Quentin Varin: Christus op de bruiloft te Kana » meer 8 En Hij zeide tot hen: Schept nu, en draagt het tot den hofmeester; en zij droegen het. 9 Als nu de hofmeester het water, dat wijn geworden was, geproefd had (en hij wist niet, van waar de wijn was; maar de dienaren, die het water geschept hadden, wisten het), zo riep de hofmeester den bruidegom. 10 En zeide tot hem: Alle man zet eerst den goeden wijn op, en wanneer men wel gedronken heeft, alsdan den minderen; maar gij hebt den goeden wijn tot nu toe bewaard. 11 Dit beginsel der tekenen heeft Jezus gedaan te Kana in Galilea, en heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn discipelen geloofden in Hem.

Na het gebed en voor de preek wordt gezongen Gezang 153

1 God enkel licht, voor wiens gezicht niets zuiver wordt bevonden, ziet ons bevlekt, met schuld bedekt, misvormd door duizend zonden.

2 Der sterren pracht is bij Hem nacht, hoe hel zij schitt’ren mogen, en wij, belaan met euveldaan, wat zijn wij in zijn ogen?

3 Heer, waar dan heen? Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten. Uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontsloten.

4 Ja, amen, ja, op Golgotha stierf Hij voor onze zonden, en door zijn bloed wordt ons gemoed gereinigd van de zonden.

5 Wil, U ter eer, steeds meer en meer ‘t geloof in ons versterken, dan zullen wij, gereed en blij, uit liefde ‘t goede werken.

Psalm 98: 2 aan het einde van de dienst gezongen.

2 Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt. Dit slaan al ‘s aardrijks einden gade, Nu onze God Zijn heil om schenkt. Juich dan den Heer’ met blijde galmen, Gij ganse wereld, juich van vreugd. Zing vrolijk in verheven psalmen Het heil, dat d’ aard’ in ‘t rond verheugt.