FG Johannes 20: 14 | Verschijning aan Maria Magdalena | 17-04-1977

Schriftlezing Johannes 20: 11-18

11 En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf; 12 En zag twee engelen in witte klederen zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had. 13 En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben. 14 En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet, dat het Jezus was. 15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende, dat het de hovenier was, zeide tot Hem: Heere, zo gij Hem weg gedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen. 16 Jezus zeide tot haar: Maria! Zij, zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni, hetwelk is gezegd, Meester. 17 Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God. 18 Maria Magdalena ging en boodschapte den discipelen, dat zij den Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had.Schriftlezing:Joh 2014

Voor de preek wordt gezongen Gezang 64

1 Ik zeg het allen, dat Hij leeft, dat Hij verrezen is, dat Hij te midden van ons leeft en eeuwig bij ons is.
2 Verzonken in de diepe zee is ‘t vrezen voor de dood, en elk kan schouwen boven ‘t wee der toekomst morgenrood.
3 Hij leeft en zal nabij ons zijn, waar alles ons verlaat, en zo zal deze dag ons zijn een hemel-dageraad.

Na het Dankgebed klinkt Psalm 68: 2 

Maar ‘t vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielevreugd, Daar zij hun wens verkrijgen.
Hun blijdschap zal dan, onbepaald, Door ‘t licht, dat van Zijn aanzicht straalt, Ten hoogsten toppunt stijgen.
Heft Gode blijde psalmen aan; Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan; Laat al wat leeft Hem eren.
Bereidt den weg, in Hem verblijd, Die door de vlakke velden rijdt; Zijn Naam is Heer’ der heren.