FG Johannes 21: 15 | Simon, hebt gij mij lief | 20-05-1979

Joh 2115

 

Gezang 75: 1 ‘t Oog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet! ‘t Ware leven, lieven, loven is maar, waar men Jezus ziet. Wat men hoort of ziet op aard’ is ons kost’lijk hart niet waard; wil men leven, lieven, loven: ‘t oog omhoog, het hart naar boven!

2 Jezus, bron dier hemelvreugde, die ons hart eens smaken zal, wat ons ooit op aard’ verheugde, Gij verheugt ons boven al; daar Gij ons reeds hier bereidt voor des hemels heerlijkheid, waar w’ U eeuwig lieven, loven: Jezus, trek ons hart naar boven!

3 Och, dat aller mensen tongen, aller eng’len zang, o Heer, samenstemden, samen zongen eeuwig tot uw lof en eer! Zonder einde geeft uw lof, Jezus, ons de rijkste stof! Trek tot U ons hart naar boven, dat w’ U eeuwig lieven, loven.

Schriftlezing:

Johannes 21: 15 Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijn lammeren. 16 Hij zeide wederom tot hem ten tweeden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijn schapen. 17 Hij zeide tot hem ten derden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief, en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn schapen. 18 Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Toen gij jonger waart, gorddet gij uzelven, en wandeldet, alwaar gij wildet; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zo zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen, waar gij niet wilt. 19 En dit zeide Hij, betekenende, met hoedanigen dood hij God verheerlijken zou. En dit gesproken hebbende, zeide Hij tot hem: Volg Mij. 20 En Petrus, zich omkerende, zag den discipel volgen, welken Jezus liefhad, die ook in het avondmaal op Zijn borst gevallen was, en gezegd had: Heere! wie is het, die U verraden zal? 21 Als Petrus dezen zag, zeide hij tot Jezus: Heere, maar wat zal deze? 22 Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan? Volg gij Mij. 23 Dit woord dan ging uit onder de broederen, dat deze discipel niet zou sterven. En Jezus had tot hem niet gezegd, dat hij niet sterven zou, maar: Indien Ik wil, dat hij blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan? 24 Deze is de discipel, die van deze dingen getuigt, en deze dingen geschreven heeft; en wij weten, dat zijn getuigenis waarachtig is. 25 En er zijn nog vele andere dingen, die Jezus gedaan heeft, welke, zo zij elk bijzonder geschreven wierden, ik acht, dat ook de de wereld zelve de geschrevene boeken niet zou bevatten. Amen.

De slotpsalm is Psalm 138: 4

4 Als ik, omringd door tegenspoed, Bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven. Is ‘t, dat mijns vijands gramschap brandt, Uw rechterhand Zal redding geven. De Heer’ is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk Voor mij volenden, Verlaat niet wat Uw hand begon, O Levensbron, Wil bijstand zenden.