De gemeente zingt Psalm 135: 1 en 3
1 Prijst den Naam van uwen God, ‘s Heeren knechten, hier vergaard; Prijst Zijn Naam en wijs gebod, Daar g’ in ‘t voorhof staat geschaard, En uw ambt bekleedt met eer In het huis van onzen Heer’.
3 God is groot; ik weet dat Hij Hoger is dan alle goon. Onze God voert heerschappij, Hij beheerst van Zijnen troon Hemel, afgrond, zee en aard’: God is aller hulde waard.
Psalm 86: 6 na voorlezing van de geboden
6 Leer mij naar Uw wil te handlen, ‘k Zal dan in Uw waarheid wandlen; Neig mijn hart, en voeg het saam, Tot de vrees van Uwen Naam. Heer’, mijn God, ik zal U loven, Heffen ‘t ganse hart naar boven; ‘k Zal Uw Naam en majesteit Eren tot in eeuwigheid
Schriftlezing:
Lukas 12: 35 Laat uw lendenen omgord zijn, en de kaarsen brandende. 36 En zijt gij den mensen gelijk, die op hun heer wachten, wanneer hij wederkomen zal van de bruiloft, opdat, als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen opendoen. 37 Zalig zijn die dienstknechten, welke de heer, als hij komt, zal wakende vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich zal omgorden, en zal hen doen aanzitten, en bijkomende, zal hij hen dienen. 38 En zo hij komt in de tweede nacht wake, en komt in de derde wake, en vindt hen alzo, zalig zijn dezelve dienstknechten. 39 Maar weet dit, dat, indien de heer des huizes geweten had, in welke ure de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. 40 Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. 41 En Petrus zeide tot Hem: Heere! zegt Gij deze gelijkenis tot ons, of ook tot allen? 42 En de Heere zeide: Wie is dan de getrouwe en voorzichtige huisbezorger, dien de heer over zijn dienstboden zal zetten, om hun ter rechter tijd het bescheiden deel spijze te geven? 43 Zalig is de dienstknecht, welken zijn heer, als hij komt, zal vinden, alzo doende. 44 Waarlijk, Ik zeg ulieden, dat hij hem over al zijn goederen zetten zal. 45 Maar indien dezelve dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; en zou beginnen de knechten en de dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken, en dronken te worden; 46 Zo zal de heer deszelven dienstknechts komen ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet; en zal hem afscheiden, en zal zijn deel zetten met de ontrouwen. 47 En die dienstknecht, welke geweten heeft den wil zijns heeren, en zich niet bereid, noch naar zijn wil gedaan heeft, die zal met vele slagen geslagen worden. 48 Maar die denzelven niet geweten heeft, en gedaan heeft dingen, die slagen waardig zijn, die zal met weinige slagen geslagen worden. En een iegelijk, wien veel gegeven is, van dien zal veel geëist worden; en wien men veel vertrouwd heeft, van dien zal men overvloediger eisen.
Na de preek worden ambtsdragers (her)bevestigd in het ambt van ouderling en /of diaken.
Daarna zingt de gemeente hen toe Psalm 134: 3 Dat ‘s Heeren zegen op u daal’; Zijn gunst uit Sion u bestraal’. Hij schiep ‘t heelal, Zijn Naam ter eer: Looft, looft dan aller heren Heer’!
Hierna wordt de Zegen over hen uitgesproken. en klinkt i.v.m. tijdgebrek na het Dankgebed de Zegen.