FG Lukas 2: 18-19 | Maria bewaarde deze woorden in haar hart | 28-12-1980

De eerste 30 seconden is het geluid niet helder.Lukas 218 19Schriftlezing 2:  15 En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd. schilderij van Hugo van der Goes: De aanbidding der herders » meer 16 En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe. 17 En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was. 18 En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders. 19 Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart. 20 En de herders keerde wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.

Voor de preek zingt de gemeente Gezang 18

1 Komt allen te zamen, jubelend van vreugde: komt nu, o komt nu naar Bethlehem! Ziet nu de vorst der eng’len hier geboren. Komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden die Koning.

2 De hemelse eng’len riepen eens de herders weg van de kudde naar ‘t schamel dak. Spoeden ook wij ons met eerbied’ge schreden! Komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden die Koning.

3 Het eeuwige Godswoord, eeuwig licht des Vaders, zien wij gehuld in het mens’lijk vlees: goddelijk Kind, gewonden in de doeken! Komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden die Koning.

4 O Kind, ons geboren sluim’rend in de kribbe, neem onze liefd’ in genade aan! U die ons liefhebt, U behoort ons harte! Komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden die Koning.

Na het Dankgebed wordt tot slot gezongen Psalm 146: 4 ‘t Is de Heer’, Wiens alvermogen ‘t Groot heelal heeft voortgebracht; Die genadig, uit den hogen Ziet, wie op Zijn bijstand wacht, En aan elk, die Hem verbeidt, Trouwe houdt in eeuwigheid.