FG Lukas 2: 21-22 | Jezus besnijdenis | 04-01-1981

Lukas 221 22In de opname is tussen 25 en 31e minuut storing waarneembaar.

Deze opname valt in een Doopdienst in bij het voorlezen van het doopformulier

Na de doop zingt de gemeente: Psalm 134: 3

3 Dat ‘s Heeren zegen op u daal’; Zijn gunst uit Sion u bestraal’. Hij schiep ‘t heelal, Zijn Naam ter eer: Looft, looft dan aller heren Heer’!

Schriftlezing Lukas 2: 21-24

21 En als acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn Naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was. 22 En als de dagen harer reiniging vervuld waren, naar de wet van Mozes, brachten zij Hem te Jeruzalem, opdat zij Hem den Heere voorstelden; 23 (Gelijk geschreven is in de wet des Heeren: Al wat mannelijk is, dat de moeder opent, zal den Heere heilig genaamd worden.) 24 En opdat zij offerande gaven, naar hetgeen in de wet des Heeren gezegd is, een paar tortelduiven, of twee jonge duiven.

Voor de preek wordt Gezang 21 gezongen

1 Ik kniel aan uwe kribbe neer, o Jezus, Gij mijn leven! Ik kom tot U en breng U, Heer, wat Gij mij hebt gegeven. O, neem mijn leven, geest en hart, en laat mijn ziel in vreugd en smart, bij U geborgen wezen!

2 Nog voor ik was een kindje klein, zijt Gij op aard gekomen, en hebt Gij zelf, zo vlekloos rein, mijn schuld op U genomen. Eer ‘k door uw hand was voortgebracht, had reeds uw liefd’ aan mij gedacht, mij tot uw kind verkoren.

3 Ik lag in donkerheid en nacht, Gij waart mijn zon, mijn luister, de zonne, die mij vrede bracht en redde uit het duister. O Jezus, wil mijn zonneschijn, mijn kracht, mijn hulp, mijn sterkte zijn: dan heb ik niets te vrezen.

Na het Dankgebed zingt de gemeente Psalm 98: 2

2 Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt. Dit slaan al ‘s aardrijks einden gade, Nu onze God Zijn heil om schenkt. Juich dan den Heer’ met blijde galmen, Gij ganse wereld, juich van vreugd. Zing vrolijk in verheven psalmen Het heil, dat d’ aard’ in ‘t rond verheugt.