FG Lukas 2: 38 | Anna | 28-12-1975

Schriftlezing: LukLukas 238as 2: 35 (En ook een zwaard zal door uw eigen ziel gaan) opdat de gedachten uit vele harten geopenbaard worden. 36 En er wasAnna, een profetesse, een dochter van Fanuël, uit den stam van Aser; deze was tot groten ouderdom gekomen, welke met haar man zeven jaren had geleefd van haar maagdom af. 37 En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag. 38 En deze, te dierzelfder ure daarbij komende, heeft insgelijks den Heere beleden, en sprak van Hem tot allen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten. 39 En als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren te doen was, keerden zij weder naar Galilea, tot hun stad Nazareth. 40 En het Kindeken wies op, en werd gesterkt in den geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem.

Voor de preek Gezang 21

1 Ik kniel aan uwe kribbe neer, o Jezus, Gij mijn leven! Ik kom tot U en breng U, Heer, wat Gij mij hebt gegeven. O, neem mijn leven, geest en hart, en laat mijn ziel in vreugd en smart, bij U geborgen wezen!

2 Nog voor ik was een kindje klein, zijt Gij op aard gekomen, en hebt Gij zelf, zo vlekloos rein, mijn schuld op U genomen. Eer ‘k door uw hand was voortgebracht, had reeds uw liefd’ aan mij gedacht, mij tot uw kind verkoren.

3 Ik lag in donkerheid en nacht, Gij waart mijn zon, mijn luister, de zonne, die mij vrede bracht en redde uit het duister. O Jezus, wil mijn zonneschijn, mijn kracht, mijn hulp, mijn sterkte zijn: dan heb ik niets te vrezen

Slotpsalm in deze dienst Gezang C Lofzang van Zacharias: 4

4 Dus wordt des Heeren volk geleid, Door ‘t licht, dat nu ontstoken is, Tot kennis van de zaligheid, In hunne schuldvergiffenis; Die nooit in schoner glans verscheen, Dan nu, door Gods barmhartigheen, Die, met ons lot bewogen, Om ons van zond’ en ongeval t’ ontslaan, Een ster in Jakob op doet gaan, De zon des heils doet aan de kimmen staan.