FG Lukas 23: 40-41 | Heden met mij in paradijs | 31-07-1977

Het geluid is niet optimaal.Lukas 2340 41 

Schriftlezing:

Lukas 23: 33 En toen zij kwamen op de plaats, genaamd Hoofdschedel plaats, kruisigden zij Hem aldaar, en de kwaaddoeners, den een ter rechter zijde en den ander ter linker zijde. 34 En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen. En verdelende Zijn klederen, wierpen zij het lot. 35 En het volk stond en zag het aan. En ook de oversten met hen beschimpten Hem, zeggende: Anderen heeft Hij verlost, dat Hij nu Zichzelven verlosse, zo Hij is de Christus, de Uitverkorene Gods. 36 En ook de krijgsknechten, tot Hem komende, bespotten Hem, en brachten Hem edik; 37 En zeiden: Indien gij de Koning der Joden zijt, zo verlos Uzelven. 38 En er was ook een opschrift boven Hem geschreven, met Griekse, en Romeinse en Hebreeuwse letters: DEZE IS DE KONING DER JODEN. 39 En een der kwaaddoeners, die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzelven en ons. 40 Maar de andere, antwoordende, bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? 41 En wij toch rechtvaardiglijk; want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. 42 En hij zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn. 43 En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn. 44 En het was omtrent de zesde ure, en er werd duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe.

Voor de preek wordt gezongen Gezang 43

1 Is dat, is dat mijn Koning, dat aller vaad’ren wens, is dat, is dat zijn kroning? Zie, zie, aanschouw de mens! Moet Hij dat spotkleed dragen, dat riet, die doornenkroon, lijdt Hij die spot, die slagen, Hij, God, uw eigen Zoon?

2 Ja, ik kost Hem die slagen, die smarten en die hoon; ik doe dat kleed Hem dragen, dat riet, die doornenkroon; ik sloeg Hem al die wonden, voor mij moet Hij daar staan; ik deed door mijne zonden, Hem al die jamm’ren aan.

3 O Jezus, man van smarten, Gij aller vaad’ren wens, herinner aller harten ‘t aandoenlijk: “Zie den mens!” Laat mij toch nooit vergeten die kroon, dat kleed, dat riet! Dit trooste mijn geweten: ‘t is al voor mij geschied!

Lezing van Zondag 24 uit de Cathechismus

Vraag 62 Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheidvoor God of een stuk daarvan zijn?

Daarom, dat de gerechtigheid, die voor Gods gericht bestaan kan,gans volkomen en der wet Gods in alle stukken gelijkvormig zijn moet , en datook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn.

Vraag 63 Hoe?

Verdienen onze goede werken niet, die God nochtans indit en in het toekomende leven wil belonen? Deze beloning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade.

Vraag 64 Maar maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen?

Neen zij; want het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door eenwaarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.

Na het Dankgebed wordt tot slot Psalm 138: 4 gezongen  daarna volgt de Zegen

4 Als ik, omringd door tegenspoed, Bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven. Is ‘t, dat mijns vijands gramschap brandt, Uw rechterhand Zal redding geven. De Heer’ is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk Voor mij volenden, Verlaat niet wat Uw hand begon, O Levensbron, Wil bijstand zenden.

Datum 1974 of toch 1977