FG Markus 15: 21 | Simon van Cyrene | 14-03-1982

De opname is geluidtechnisch niet optimaal. De laatste woorden van de preek mis ik….Markus 1521

Bij aanvang Psalm 22: 1 en 2

1 Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij, En redt mij niet, terwijl ik zwoeg en strij’, En brullend klaag in d’ angsten die ik lij’? Dus fel geslagen? ‘t Zij ik, mijn God, bij dag moog’ bitter klagen. Gij antwoordt niet; ‘t Zij ik des nachts moog’ kermen. Ik heb geen rust, ook vind ik geen ontfermen, In mijn verdriet.

2 ‘k Erken nochtans, Gij, Gij zijt heilig, Heer’, En hebt Uw huis, den zetel Uwer eer. Bij Isrel, daar Uw lof klinkt keer op keer, In gunst doen bouwen. Op U stond vast der vaderen betrouwen: Gij zaagt hen aan, Gij hebt, wanneer z’ in noden Tot U om hulp, vertrouwend, zijn gevloden, Hen bijgestaan.

Schridtlezing Markus 15: 16-28

16 En de krijgsknechten leidden Hem binnen in de zaal, welke is het rechthuis, en riepen de ganse bende samen; 17 En deden Hem een purperen mantel aan, en een doornenkroon gevlochten hebbende, zetten Hem die op; 18 En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! 19 En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen Hem, en vallende op de knieën, aanbaden Hem. 20 En als zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den purperen mantel af, en deden Hem Zijn eigen klederen aan, en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen. 21 En zij dwongen een Simon van Cyrene, die daar voorbijging, komende van den akker, den vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg. 22 En zij brachten Hem tot de plaats Golgotha, hetwelk is, overgezet zijnde, Hoofdschedelplaats. 23 En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij nam dien niet. 24 En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou. 25 En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem. 26 En het opschrift Zijner beschuldiging was boven Hem geschreven: DE KONING DER JODEN. 27 En zij kruisigden met Hem twee moordenaars, een aan Zijn rechter-, en een aan Zijn linker zijde. 28 En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Hij is met de misdadigers gerekend.

Aan het einde klinkt wel Psalm 19: 4

4 Des Heeren wet nochtans, Verspreidt volmaakter glans, Dewijl zij ‘t hart bekeert, ‘t Is Gods getuigenis, Dat eeuwig zeker is, En slechten wijsheid leert. Wat Gods bevel ons zegt, Vertoont ons ‘t heiligst recht, En kan geen kwaad gedogen. Zijn wil, die ‘t hart verheugt, Eist zuiverheid en deugd; Verlicht de duistre ogen