FG Markus 15: 34 | Mijn God, Mijn God, waartoe | 04-04-1982

Deze opname bevat meerdere geluidtechnische zwakke/storende momenten!Markus 15 34

Votum en Groet, Aanvang Psalm 22: 1 en 2

1 Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij, En redt mij niet, terwijl ik zwoeg en strij’, En brullend klaag in d’ angsten die ik lij’? Dus fel geslagen? ‘t Zij ik, mijn God, bij dag moog’ bitter klagen. Gij antwoordt niet; ‘t Zij ik des nachts moog’ kermen. Ik heb geen rust, ook vind ik geen ontfermen, In mijn verdriet.

2 ‘k Erken nochtans, Gij, Gij zijt heilig, Heer’, En hebt Uw huis, den zetel Uwer eer. Bij Isrel, daar Uw lof klinkt keer op keer, In gunst doen bouwen. Op U stond vast der vaderen betrouwen: Gij zaagt hen aan, Gij hebt, wanneer z’ in noden Tot U om hulp, vertrouwend, zijn gevloden, Hen bijgestaan.

Na voorlezing van de geboden Psalm 86: 6

6 Leer mij naar Uw wil te handlen, ‘k Zal dan in Uw waarheid wandlen; Neig mijn hart, en voeg het saam, Tot de vrees van Uwen Naam. Heer’, mijn God, ik zal U loven, Heffen ‘t ganse hart naar boven; ‘k Zal Uw Naam en majesteit Eren tot in eeuwigheid.

Schriftezing Markus 15: 33 En als de zesde ure gekomen was, werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe. 34 En ter negender ure, riep Jezusmet een grote stem, zeggende: ELOI, ELOI, LAMMA SABACHTANI, hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten? 35 En sommigen van die daarbij stonden, dit horende, zeiden: Ziet, Hij roept Elias. 36 En er liep een, en vulde een spons met edik, en stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt stil, laat ons zien, of Elias komt, om Hem af te nemen. schilderij van James Tissot: Uitzicht vanaf het kruis 37 En Jezus, een grote stem van Zich gegeven hebbende, gaf den geest. 38 En het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden. 39 En de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende den geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon! 40 En er waren ook vrouwen, van verre dit aanschouwende, onder welke ook was Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, den kleine, en van Joses, en Salome; 41 Welke ook, toen Hij in Galilea was, Hem waren gevolgd, en Hem gediend hadden; en vele andere vrouwen, die met Hem naar Jeruzalem opgekomen waren.

Gezang 154 voor de preek

1 Ik wil mij gaan vertroosten in Jesu lijden groot. Al heeft ‘t gestaan ten boosten, het kan nog worden goed. Al om mijn zondig leven ben ik met druk bevaan; dat wil ik gaan begeven: o Jesu, zie mij aan!

2 De tijd heb ik verloren, die Gij mij hebt verleend. Naar U wild’ ik niet horen, in zonden was ‘k versteend. Zeer traag ben ik tot deugden, al heb ik goed vermaan: oorsprong der eeuw’ge vreugden, o Jesu, zie mij aan!

3 Al ben ik vol van zonden, wil mijns gedachtig zijn. Uw deugd is zonder gronden, de schulden zijn al mijn! Ik ken ‘t, al is ‘t zeer spade, en wil mij niet versmaan, U smeek ik om genade: o Jesu, zie mij aan!

Psalm 86: 8 klinkt tot slot van de dienst voor de Zegen

8 Maar Gij, Heer, Gij zijt lankmoedig, Zeer barmhartig, overvloedig In gena, die ons behoedt, Groot van waarheid, eindloos goed. Wend U tot mijn ziel genadig; Sterk Uw knecht, en geef weldadig Ondersteuning aan den zoon Uwer dienstmaagd, van den troon.