FG Markus 5: 30 | Bloedvloeiende vrouw | 18-02-1979

Schriftlezing Markus 5: 25-34Markus 5 25 34 tekst 3025 En een zekere vrouw, die twaalf jaren den vloed des bloeds gehad had, 26 En veel geleden had van vele medicijnmeesters, en al het hare daaraan ten koste gelegd en geen baat gevonden had, maar met welke het veeleer erger geworden was; 27 Deze van Jezus horende, kwam onder de schare van achteren, en raakte Zijn kleed aan; 28 Want zij zeide: Indien ik maar Zijn klederen mag aanraken, zal ik gezond worden. 29 En terstond is de fontein haars bloeds opgedroogd, en zij gevoelde aan haar lichaam, dat zij van die kwaal genezen was. 30 En terstond Jezus, bekennende in Zichzelven de kracht, die van Hem uitgegaan was, keerde Zich om in de schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt? 31 En Zijn discipelen zeiden tot Hem: Gij ziet, dat de schare U verdringt, en zegt Gij: Wie heeft Mij aangeraakt? 32 En Hij zag rondom om haar te zien, die dat gedaan had. 33 En de vrouw, vrezende en bevende, wetende, wat aan haar geschied was, kwam en viel voor Hem neder, en zeide Hem al de waarheid. 34 En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal.

Zingen Gezang 133 door de Cantorij….

1 Wie is het, die zo hooggezeten, zo diep in ‘t grondeloze licht, van tijd noch eeuwigheid gemeten, bestaan kan zonder tegenwicht? Wie is het enig middelpunt en d’ oorsprong van zo vele goeden, de ziel van alles, wat gij kunt bevroen of nimmermeer bevroeden?

2 Dat ‘s God! Oneindig, eeuwig wezen van alle ding dat wezen heeft, vergeef het ons, als tong en teken en als verbeelding ons begeeft, want ieder draagt zijn eigen naam behalve Gij. Wie kan U noemen? Onz’ uitspraak, zwak en ombekwaam, kan zonder schennis U niet roemen.

3 Uzelf bekend en niemand nader zijt Gij alleen dan die Gij zijt: der eeuwigheden glans en ader, der glanzen glans in eeuwigheid. Het zien van U zou perk en peil van ons vermogen overschrijden; laat ons voor ‘t ondoorgrond’lijk heil met d’ eng’len U de lofzang wijden.

4 Heilig, heilig, nog eens heilig, driemaal heilig: eer zij God. Buiten God is ‘t nergens veilig. Heilig is het groot gebod. Zijn geheimenis zij bondig. Men aanbidde zijn bevel. Dat men ‘t overal verkondig’! Al wat God behaagt, is wel.

Psalm 138: 1 ‘k Zal met mijn ganse hart Uw eer Vermelden, Heer’, U dank bewijzen. ‘k Zal U in ‘t midden van de goon, Op hogen toon, Met psalmen prijzen; Ik zal mij buigen, op Uw eis, Naar Uw paleis, Het hof der hoven, En, om Uw gunst en waarheid saam, Uw groten Naam Eerbiedig loven.