FG Markus 7: 34 | De doofstomme | 09-11-1980

Markus 734Bij aanvang na Votum en Groet Psalm 62: 1 en 5

1 Mijn ziel is immers stil tot God; Van Hem wacht ik een heilrijk lot. Hij immers zal mijn rotssteen wezen; Mijn heil, mijn hulp in mijn gebrek; Mijn toevlucht en mijn hoog vertrek. Ik zal geen grote wankling vrezen.

5 In God is al mijn heil, mijn eer, Mijn sterke rots, mijn tegenweer; God is mijn toevlucht in het lijden. Vertrouw op Hem, o volk, in smart, Stort voor Hem uit uw ganse hart: God is een toevlucht t’ allen tijde

Gezongen wordt na voorlezing van de Wet des Heeren Psalm 86: 6

6 Leer mij naar Uw wil te handlen, ‘k Zal dan in Uw waarheid wandlen; Neig mijn hart, en voeg het saam, Tot de vrees van Uwen Naam. Heer’, mijn God, ik zal U loven, Heffen ‘t ganse hart naar boven; ‘k Zal Uw Naam en majesteit Eren tot in eeuwigheid.

Schriftlezing Markus 7: 31 En Hij wederom weggegaan zijnde van de landpalen van Tyrus en Sidon, kwam aan de zee van Galilea, door het midden der landpalen van Dekapolis. 32 En zij brachten tot Hem een dove, die zwaarlijk sprak, en baden Hem, dat Hij de hand op hem legde. 33 En hem van de schare alleen genomen hebbende, stak Hij Zijn vingeren in zijn oren, en gespogen hebbende, raakte Hij zijn tong aan; 34 En opwaarts ziende naar den hemel, zuchtte Hij, en zeide tot hem: Effatha! dat is: wordt geopend! 35 En terstond werden zijn oren geopend, en de band zijner tong werd los, en hij sprak recht. 36 En Hij gebood hunlieden, dat zij het niemand zeggen zouden; maar wat Hij hun ook gebood, zo verkondigden zij het des te meer. 37 En zij ontzetten zich bovenmate zeer, zeggende: Hij heeft alles wel gedaan, en Hij maakt, dat de doven horen, en de stommen spreken.

Gezang 213 klinkt voor de preek

1 Ik heb U lief, mijn Heer en God, en niet uit zorg voor hemels lot, noch wijl Gij straft met hellesmart degene, die uw liefde tart. 2 Gij, Jezus, hebt m’ aan ‘t kruis omarmd en over mij U gans erbarmd. Gedragen hebt Gij, diep gesmaad, de brand van nagels, spot en haat. 3 Wat vloek, verlating, weedom groot, hebt Gij verdragen tot de dood; en dat voor mij, een zondaar, Heer, die daag’lijks nog uw smart vermeer! 4 Zou niet voor U mijn liefde zijn, o Jezus, dierb’re Jezus mijn? Niet, opdat ik zou zalig zijn, noch ook uit angst voor helse pijn. 5 Dat ik die liefde slechts bezat, waarmee Gij mij hebt liefgehad! Ik wil U minnen zonder baat, mijn hoogste goed, mijn Toeverlaat!

slotpsalm is Psalm 25: 7 Gods verborgen omgang vinden Zielen, waar Zijn vrees in woont. ‘t Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden, Naar Zijn vreeverbond, getoond. d’ Ogen houdt mijn stil gemoed Opwaarts, om op God te letten: Hij, die trouw is, zal mijn voet, Voeren uit der bozen netten.