FG Markus 9: 2-3 | Verheerlijking op de berg | 17-07-1977

Markus 92 3De geluidskwaliteit is minder

Psalm 40: 4 is gezongen4 Brandofferen, noch offer voor de schuld, Voldeden aan Uw eis, noch eer. Toen zeid’ ik: “Zie, ik kom, o Heer’; De rol des boeks is met Mijn Naam vervuld, Mijn ziel, U opgedragen, Wil U alleen behagen. Mijn liefd’ en ijver brandt; Ik draag Uw heilge wet, Die Gij den stervling zet, In ‘t binnenst’ ingewand.”

Schriftlezing Markus 9: 1 En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er sommigen zijn van degenen, die hier staan, die den dood niet zullen smaken, totdat zij zullen hebben gezien, dat het Koninkrijk Gods met kracht gekomen is. 2 En na zes dagen nam Jezus met Zich Petrus, en Jakobus, en Johannes, en bracht hen op een hogen berg bezijden alleen; en Hij werd voor hen van gedaante veranderd. 3 En Zijn klederen werden blinkende, zeer wit als sneeuw, hoedanige geen voller op aarde zo wit maken kan. 4 En van hen werd gezien Elias met Mozes, en zij spraken met Jezus. 5 En Petrus, antwoordende, zeide tot Jezus: Rabbi, het is goed, dat wij hier zijn, en laat ons drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elias een. 6 Want hij wist niet, wat hij zeide; want zij waren zeer bevreesd. 7 En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en een stem kwam uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem! 8 En haastelijk rondom ziende, zagen zij niemand meer, dan Jezus alleen bij zich. 9 En als zij van den berg afkwamen, gebood Hij hun, dat zij niemand verhalen zouden, hetgeen zij gezien hadden, dan wanneer de Zoon des mensen uit de doden zou opgestaan zijn. 10 En zij behielden dit woord bij zichzelven, vragende onder elkander, wat het was, uit de doden opstaan. 11 En zij vraagden Hem, zeggende: Waarom zeggen de Schriftgeleerden, dat Elias eerst komen moet? 12 En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, en alles weder oprichten; en het zal geschieden, gelijk geschreven is van den Zoon des mensen, dat Hij veel lijden zal en veracht worden. 13 Maar Ik zeg u, dat ook Elias gekomen is, en zij hebben hem gedaan al wat zij gewild hebben, gelijk van hem geschreven is.

Gezang 213 is gezongen voor de preek

1 Ik heb U lief, mijn Heer en God, en niet uit zorg voor hemels lot, noch wijl Gij straft met hellesmart degene, die uw liefde tart. 2 Gij, Jezus, hebt m’ aan ‘t kruis omarmd en over mij U gans erbarmd. Gedragen hebt Gij, diep gesmaad, de brand van nagels, spot en haat. 3 Wat vloek, verlating, weedom groot, hebt Gij verdragen tot de dood; en dat voor mij, een zondaar, Heer, die daag’lijks nog uw smart vermeer! 4 Zou niet voor U mijn liefde zijn, o Jezus, dierb’re Jezus mijn? Niet, opdat ik zou zalig zijn, noch ook uit angst voor helse pijn. 5 Dat ik die liefde slechts bezat, waarmee Gij mij hebt liefgehad! Ik wil U minnen zonder baat, mijn hoogste goed, mijn Toeverlaat!

slot Psalm 138: 1 ‘k Zal met mijn ganse hart Uw eer Vermelden, Heer’, U dank bewijzen. ‘k Zal U in ‘t midden van de goon, Op hogen toon, Met psalmen prijzen; Ik zal mij buigen, op Uw eis, Naar Uw paleis, Het hof der hoven, En, om Uw gunst en waarheid saam, Uw groten Naam Eerbiedig loven.