U dient er rekening mee te houden dat deze opname van een sterk mindere kwaliteit is.
Psalm 98: 1 en 2 bij aanvang
1 Zingt, zingt een nieuw gezang den Heere, Dien groten God, Die wondren deed. Zijn rechterhand, vol sterkt’ en ere, Zijn heilig’ arm, wrocht heil na leed. Dat heil heeft God nu doen verkonden, Nu heeft Hij Zijn gerechtigheid, Zo vlekkeloos en ongeschonden. Voor ‘t heidendom ten toon gespreid.
2 Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt. Dit slaan al ‘s aardrijks einden gade, Nu onze God Zijn heil om schenkt. Juich dan den Heer’ met blijde galmen, Gij ganse wereld, juich van vreugd. Zing vrolijk in verheven psalmen Het heil, dat d’ aard’ in ‘t rond verheugt.
Psalm 40: 4 klinkt na de geboden
4 Brandofferen, noch offer voor de schuld, Voldeden aan Uw eis, noch eer. Toen zeid’ ik: “Zie, ik kom, o Heer’; De rol des boeks is met Mijn Naam vervuld, Mijn ziel, U opgedragen, Wil U alleen behagen. Mijn liefd’ en ijver brandt; Ik draag Uw heilge wet, Die Gij den stervling zet, In ‘t binnenst’ ingewand.”
Schriftlezing Mattheüs 1: 18-25
18 De geboorte van Jezus Christus was nu aldus; want als Maria, zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was, eer zij samengekomen waren, werd zij zwanger bevonden uit den Heiligen Geest. schilderij van Anonymus: Zwangere Maria, en Jozef 19 Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig was, en haar niet wilde openbaarlijk te schande maken, was van wil haar heimelijk te verlaten. schilderij van Georges de La Tour: De droom van Jozef 20 En alzo hij deze dingen in den zin had, ziet, de engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids! wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit den Heiligen Geest; 21 En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. 22 En dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden, hetgeen van den Heere gesproken is, door den profeet, zeggende: 23 Ziet, de maagd zal zwanger worden, en een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Emmanuël; hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons. 24 Jozef dan, opgewekt zijnde van den slaap, deed, gelijk de engel des Heeren hem bevolen had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen; 25 En bekende haar niet, totdat zij dezen haar eerstgeboren Zoon gebaard had; en heette Zijn naam JEZUS.
Gezang 1: 1, 3, 4 en 5 voor de verkondiging
1 Hoe zal ik u ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet, O, ‘s werelds hoogst verlangen, des sterv’lings zaligst goed? Dat ons uw Geest verlichte! Houd zelf de fakkel bij, die, Heer, ons onderrichte, wat U behaag’lijk zij!
3 Ver van de troon der tronen en ‘s hemels zonneschijn wilt G’ onder mensen wonen, der mensen broeder zijn! Met God wilt G’ ons verzoenen, tot God heft G’ ons omhoog, en onder millioenen hebt Gij ook mij in ‘t oog.
4 ‘k Lag machteloos gebonden: Gij komt en maakt mij vrij! Ik was bevlekt met zonden: Gij komt en reinigt mij! Het leven was mij sterven, tot Gij mij op deed staan. Gij doet mij schatten erven, die nimmermeer vergaan.
5 Wat deed uit ‘s hemels zalen, o Heer der heerlijkhe’en, op aard’ U nederdalen? Uw grote liefd’ alleen, uw eindeloos erbarmen met onze grote nood, dat als met reddend’ armen ons zegenend omsloot!
Pslam 68: 2 na het dankgebed
2 Maar ‘t vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielevreugd, Daar zij hun wens verkrijgen.
Hun blijdschap zal dan, onbepaald, Door ‘t licht, dat van Zijn aanzicht straalt, Ten hoogsten toppunt stijgen.
Heft Gode blijde psalmen aan; Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan; Laat al wat leeft Hem eren.
Bereidt den weg, in Hem verblijd, Die door de vlakke velden rijdt; Zijn Naam is Heer’ der heren.