FG Mattheüs 10: 29 | de Voorzienigheid Gods | 23-04-1973

Matth 1027 31Psalm 48: 6

6 Want deze God is onze God; Hij is ons deel, ons zalig lot, Door tijd noch eeuwigheid te scheiden; Ter dood toe zal Hij ons geleiden.

Schriftlezing Mattheüs 10: 27 Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, zegt het in het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat op de daken. 28 En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. 29 Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader. 30 En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld. 31 Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven.

Zondag 10 heidelbergse catechismus 

Vraag 27 Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods?

De almachtige en alom tegenwoordige kracht Gods , door welke Hijhemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met zijn hand nogonderhoudt, en alzo regeert , dat loof en gras, regen en droogte ,vruchtbare en onvruchtbare jaren,spijze en drank, gezondheid en krankheid,rijkdom en armoede , en alle dingen, niet bij geval, maar van zijn vaderlijkehand ons toekomen.

Vraag 28 Waartoe dient ons dat wij weten, dat God alles geschapenheeft en nog door zijn voorzienigheid onderhoudt?

Dat wij in allen tegenspoed geduldig , in voorspoed dankbaarzijn mogen , en in alles, dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzichthebben op onzen getrouwen God en Vader , dat ons geen schepsel van zijnliefde scheiden zal , aangezien alle schepselen alzo in zijn hand zijn, datzij tegen zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen.

Voor de preek Gezang 293

1 O God, die droeg ons voorgeslacht in nacht en stormgebruis, bewijs ook ons uw trouw en macht, wees eeuwig ons tehuis!

2 Gevlucht naar uwe vaste troon, vindt ieder schuil en schut, waar eeuwig hij beveiligd woon’, verstoken in uw hut.

3 Gij zijt, van voor Gij zee en aard hebt door uw woord bereid, altijd dezelfde, die Gij waart, de God der eeuwigheid!

4 En duizend jaar gaan als de dag van gist’ren voor U heen, een schaduw, een gedachte vaag, een nachtwaak, die verdween.

5 De tijd draagt alle mensen voort op zijn gestage stroom; ze zijn als gras, door zon verdord, vervluchtigd als een droom.

6 O God, die droeg ons voorgeslacht in tegenspoed en kruis, wees ons een gids in storm en nacht, en eeuwig ons tehuis!

De slotpsalm is Psalm 138: 4

Als ik, omringd door tegenspoed, Bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven. Is ‘t, dat mijns vijands gramschap brandt, Uw rechterhand Zal redding geven. De Heer’ is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk Voor mij volenden, Verlaat niet wat Uw hand begon, O Levensbron, Wil bijstand zenden.