FG Mattheüs 2: 1-2 | De sterrenwichelaars | 06-01-1980

Schriftlezing Mattheüs 2: 1- 12matth 21 12

1 Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, gelegen in Judea, in de dagen van den koning Herodes, ziet, enige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen. schilderij van Rogier van der Weyden: Het visioen van de koningen 2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. 3 De koning Herodes nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem, met hem. 4 En bijeenvergaderd hebbende al de overpriesters en Schriftgeleerden des volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren worden. 5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea gelegen; want alzo is geschreven door den profeet: 6 En gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israël weiden zal. schilderij van Anonymus: De drie wijzen voor Herodes 7 Toen heeft Herodes de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was; 8 En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. 9 En zij, den koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het Kindeken was. 10 Als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. schilderij van Peter Paul Rubens: De aanbidding der wijzen (1624) » meer 11 En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook, en mirre. 12 En door Goddelijke openbaring vermaand zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeren tot Herodes, vertrokken zij door een anderen weg weder naar hun land.

Gezang 19 zingt de gemeente voor de preek

1 De Christenschare, blij van geest, ter kerke gaat op ‘t hoge feest de nieuw geboren Heiland groeten en knielen voor de klene voeten van ‘t Kind, waarvoor Herodes vreest.
2 Het Kind, waarvoor een sterre rijst, die wijzen met haar stralen wijst de donk’re plaats van zijn geboorte, en leidt ze binnen Davids poorte, waar d’ Allerhoogste ‘t laagste prijst.
3 Het oosten offert wierook, goud en mirr’ tot ‘s levens onderhoud van Hem, die, neergedaald van boven, in ‘t arme Bethlem ligt verschoven, hoewel Hij alles heeft gebouwd.
4 Hier schuilt dat godd’lijk aangezicht, waaruit de zonne schept haar licht en alle sterren glans en luister. Hier ligt Hij zonder glans in ‘t duister, die eng’len tot zijn dienst verplicht.
5 Hier is de wijsheid ongeacht, hier geldt geen adel, staat noch pracht, de hemel heeft het kleen’ verkoren. Al wie door ootmoed wordt herboren, die is van ‘t hemelse geslacht. 

Psalm 134: 3 hoort u na de preek met nog een gedeelte van bevestiging van ambtsdragers. die hierin toegezongen worden.

3 Dat ‘s Heeren zegen op u daal’; Zijn gunst uit Sion u bestraal’. Hij schiep ‘t heelal, Zijn Naam ter eer: Looft, looft dan aller heren Heer’!

De opname stopt na het Dankgebed.