Schriftlezing:
Mattheüs 27: 27-32 Hier in de SV
27 Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het rechthuis, en vergaderden over Hem de ganse bende. 28 En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om; 29 En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter hand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! 30 En op Hem gespogen hebbende, namen zij den rietstok en sloegen op Zijn hoofd. schilderij van Gustave Doré: Jezus verlaat het pretorium 31 En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen. 32 En uitgaande, vonden zij een man van Cyrene, met name Simon; dezen dwongen zij, dat hij Zijn kruis droeg.
en
Mattheus 27: 38-44
38 Toen werden met Hem twee moordenaars gekruisigd, een ter rechter-, en een ter linker zijde. 39 En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden. 40 En zeggende: Gij, Die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven. Indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis. 41 En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeën, bespottende zeiden: 42 Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen. Indien Hij de Koning Israëls is, dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven. 43 Hij heeft op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel wil; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.
Vertaling van de tekst door de Graaff:
41 En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden, en de oudsten, ze speelden een spel met Hem en zeiden: 42 Anderen heeft Hij verlost, kan Hij Zichzelven niet verlossen. Hij is de Koning van Israël, Hij moet nu afkome van het kruis, en wij zullen op Hem vertrouwen. 43 Hij heeft op God betrouwd; Hij moet Hem nu verlosse, indien Hij Hem wil; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.