FG Mattheüs 4: 3-4 | Verzoeking in de woestijn | 02-02-1975

Deze opname betreft een doop dienst, begint met het voorlezen van het doopformulier. En bevat hierdoor waarschijnlijk niet de volledig preek!Matth 41 4Bij het binnen dragen van de kinderen wordt gezongen Psalm 105: 5 God zal Zijn waarheid nimmer krenken, Maar eeuwig Zijn verbond gedenken. Zijn woord wordt altoos trouw volbracht, Tot in het duizendste geslacht. ‘t Verbond met Abraham, Zijn vrind, Bevestigt Hij van kind tot kind.

Direkt na de doop Psalm 134: 3 Dat ‘s Heeren zegen op u daal’; Zijn gunst uit Sion u bestraal’. Hij schiep ‘t heelal, Zijn Naam ter eer: Looft, looft dan aller heren Heer’!

Mattheüs 3: 17 En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!  4: 1 Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel. 2 En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. 3 En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden. 4 Doch Hij, antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat. 

Gezang 112 wordt voor de preek gezongen

1 Een naam is onze hope, een grond heeft Christus’ Kerk, zij rust in ene dope, en is zijn scheppingswerk. Om haar als bruid te werven, kwam Hij ten hemel af. Hij was ‘t, die door zijn sterven aan haar het leven gaf.

2 Vergaard uit alle streken in heel de wereld een, werd dit haar zalig teken, dat allen is gemeen. Een bede vouwt de handen, een zegen breekt het brood, een vuurbaak staat te branden in ‘t duister van de dood.

3 Bij ‘t bloedlicht der flambouwen, in ‘t heetste van de strijd, wacht zij in stil vertrouwen de vrede voor altijd, tot eind’lijk voor haar ogen, waarin ‘t verlangen brandt, het schouwspel komt getogen der Kerke triumfant.

4 In haar drie-een’ge Here, nog in haar aardse strijd, blijft zij met hen verkeren, wien ruste werd bereid. Geef dat in uw genade, o God, ook eenmaal wij langs uwe lichte paden gaan tot der zaal’gen rei!