Schriftlezing:
15 Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid; er is een rechtvaardige, die in zijn gerechtigheid omkomt; daarentegen is er een goddeloze, die in zijn boosheid zijn dagen verlengt. 16 Wees niet al te rechtvaardig, noch houd uzelven al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? 17 Wees niet al te goddeloos, noch wees al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd? 18 Het is goed, dat gij daaraan vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest, dien ontgaat dat al. 19 De wijsheid versterkt den wijze meer dan tien heerschappers, die in een stad zijn. 20 Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet, en niet zondigt.
Voor de preek wordt gezongen Gezang 303
1 O Heer, die daar des hemels tente spreidt, en wat op aard is, hebt alleen bereid, het schuimig, woedig meer kunt maken stille, en alles doet naar uwen lieven wille, wij slaan het oog tot U omhoog, die ons in angst en nood, verlossen kondt, tot aller stond, ja zelfs ook van den dood.
2 Als gij, o vrome, dikwijls hebt gesmaakt, vermaakt u nu vrij, dat u ‘t harte raakt! Looft God den Heer met zingen en met spelen, en roept vrij uit tesaam met luider kelen: “Hadd’ ons de Heer, – Hem zij al d’ eer – alzo niet bijgestaan, wij waren lang – ons was zo bang – al in den druk vergaan!”
Psalm 89: 1 is de slotpsalm
1 ‘k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen; Uw waarheid t’ allen tijd, vermelden door mijn reen. Ik weet, hoe ‘t vast gebouw van Uwe gunstbewijzen Naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen; Zo min de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken, Zo min zal Uwe trouw ooit wanklen of bezwijken.