Zingen voor de schriftlezing Psalm 19: 1 en 4
1 Het ruime hemelrond Vertelt, met blijden mond, Gods eer en heerlijkheid. De heldre lucht en ‘t zwerk, Verkondigen Zijn werk, En prijzen Zijn beleid, Dus kan ons dag bij dag, Tot roem van Gods gezag, Zijn wonderen verhalen. Dus weet ons nacht bij nacht Zijn onbegrensde macht. En wijsheid af te malen.
4 Des Heeren wet nochtans, Verspreidt volmaakter glans, Dewijl zij ‘t hart bekeert, ‘t Is Gods getuigenis, Dat eeuwig zeker is, En slechten wijsheid leert. Wat Gods bevel ons zegt, Vertoont ons ‘t heiligst recht, En kan geen kwaad gedogen. Zijn wil, die ‘t hart verheugt, Eist zuiverheid en deugd; Verlicht de duistre ogen.
Schriftlezing SV: Psalm 19
1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. 2 De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. 3 De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. 4 Geen spraak, en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord. 5 Hun richtsnoer gaat uit over e ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent gesteld voor de zon. 6 En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk al een held, om het pad te lopen. 7 Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte. 8 De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende. 9 De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen. 10 De vreze des HEEREN is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des HEEREN zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig. 11 Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem. 12 Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon. 13 Wie zou de afdwaligen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen. 14 Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding. 15 Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!
Van Gezang 165 klinken alleen de eerste twee verzen nog….
1 Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doon, en Christus zal over u lichten! Zo wekt u, zo trekt u als broeder Gods Zoon, eer Hij u als rechter komt richtn. Ontwaak en sta op, het gevaar is zo groot! Wie kiest, o verdwaasde, voor ‘t leven de dood?
2 Ontwaak, gij die slaapt in de zonde, met spoed, de nacht is zo lang reeds verdwenen! Het licht der genade, met blijdschap begroet, heeft d’ aarde reeds eeuwen beschenen. En groots is uw roeping en heilig uw taak, en d’ uren zijn weinig: ontwaak dan, ontwaak!
3 Sta op uit de doden, o zondaar, en leef, dat Christus ook over u lichte! Sta op uit de doden, o zondaar, of beef voor God en het jongste gerichte! Nog wekt u de Heiland en nog is er raad, sta op uit de doden,’t is spoedig te laat!
4 Welzalig de vrome, die wandelt in ‘t licht, door Christus de doodslaap ontrezen. Hoe vaak hier de dag voor de duisternis zwicht, ‘t zal nimmermeer nacht voor hem wezen, “Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doon!” Zo spreekt van de hemel uw Heiland, Gods Zoon.
Slotpsalm Het 6e vers van Psalm 19 wat u niet helemaal hoort…..
6 Dus krijg ik van mijn plicht, O God, een klaar bericht. Wat is ‘t vooruitzicht schoon: Hij, die op U vertrouwt, Uw wetten onderhoudt, Vindt daarin groten loon. Maar, Heer’, wie is de man, Die op ‘t nauwkeurigst kan, Zijn dwalingen doorgronden? O bron van ‘t hoogste goed, Was, reinig mijn gemoed, Van mijn verborgen zonden.