Genesis 18: 1-15 | Genade maakt ruimdenkend

Liturgie Genesis 18: 1-15 Wajera (pdf)

Preek Genesis 18: 1-15 Wajera (pdf)

Schriftlezingen:

Romeinen 2:12-16 Want zij die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan, en zij die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden. 13. Niet de hoorders van de wet zijn immers rechtvaardig voor God, maar de daders van de wet zullen gerechtvaardigd worden. 14. Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet zegt, zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet. 15. Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart. Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar. 16. Zo zal het gaan op de dag wanneer God de verborgen dingen van de mensen zal oordelen door Jezus Christus, overeenkomstig mijn Evangelie.

Romeinen 4:9b-13 Wij zeggen immers dat aan Abraham het geloof gerekend is tot gerechtigheid. 10. Hoe is het hem dan toegerekend? Toen hij besneden was of als een onbesnedene? Niet als besnedene, maar als onbesnedene! 11. En hij heeft het teken van de besnijdenis ontvangen als een zegel van de gerechtigheid van het geloof dat hij had toen hij nog onbesneden was, opdat hij een vader zou zijn van allen die geloven, hoewel zij onbesneden zijn, opdat ook hun de gerechtigheid toegerekend zou worden;
12. en om een vader te zijn van hen die besneden zijn, voor hen namelijk die niet alleen besneden zijn, maar die ook wandelen in de voetsporen van het geloof van onze vader Abraham dat hij had toen hij nog onbesneden was. 13. Want niet door de wet is de belofte aan Abraham of zijn nageslacht gedaan dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn, maar door de gerechtigheid van het geloof.

Romeinen 4:19-25 En niet verzwakt in het geloof, heeft hij er niet op gelet dat zijn eigen lichaam reeds verstorven was – hij was ongeveer honderd jaar oud – en dat ook de moederschoot van Sara verstorven was. 20. En hij heeft aan de belofte van God niet getwijfeld door ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf.
21. Hij was er ten volle van overtuigd dat God ook machtig was te doen wat beloofd was. 22. Daarom ook is het hem tot gerechtigheid gerekend. 23. Nu is het niet alleen ter wille van hem geschreven dat het hem toegerekend is, 24. maar ook ter wille van ons, aan wie het zal worden toegerekend, aan ons namelijk die geloven in Hem Die Jezus, onze Heere, uit de doden opgewekt heeft, 25. Die om onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt om onze rechtvaardiging.

Genesis 18:1-14

1 Dan laat de Ene zich aan hem zien, bij de godseiken van Mamree,- die wordt gezien, terwijl hij in het heetst van de dag is gezeten in de ingang van de tent. 2 Hij heft zijn ogen op en ziet: ziedaar, drie mannen bij hem geposteerd; hij ziet dat, snelt vanuit de ingang van de tent hen tegemoet en buigt zich ter aarde. 3 Hij zegt: mijn heer, áls ik toch  Genade heb gevonden in je ogen, ga toch niet voorbij, van bij je dienaar!- 4  laat toch een weinig water worden genomen en wast uw voeten: leunt neer onder de boom!- 5  ik neem een bete broods: versterkt uw harten!- daarna kunt ge verder trekken, want daarvoor zijt ge bij uw dienaar voorbij getrokken! Zij zeggen: wil zo doen zoals je hebt  gesproken! 6 Abraham haast zich op de tent aan, naar Sara,- en zegt: haast je!- drie maten meel, korrelbloem: kneed het, maak koeken! 7 Naar het rundvee is Abraham gesneld: hij neemt een runderjong,- mals en goed en geeft dat aan de jongen: hij haast zich om het klaar te maken. 8 Hij neemt room en boter én het runderjong dat hij heeft klaargemaakt, en zet dat neer voor hun aanschijn. Terwijl hij bij hen blijft staan onder de boom, eten zij. 9 Dan zeggen ze tot hem: wáár is Sara, je vrouw? Hij zegt: ziedaar, in de tent! 10 Hij zegt: terugkerend keer ik tot jou terug in de tijd van levenschenken, en dan is hier een zoon bij Sara, je vrouw! Intussen hoort Sara dit in de open kant van de tent, achter hem. 11 Abraham en Sara zijn oud geworden, op dagen gekomen; opgehouden is het te geschieden aan Sara naar de wijze der vrouwen. 12  Dus lacht Sara in haar binnenste en zegt: nadat ik versleten ben zal mij nog wellust geschieden?- en mijn heer is oud geworden! 13  Dan zegt de Ene tot Abraham: waarom eigenlijk heeft Sara gelachen en gezegd ‘ach zal ik waarachtig baren, ik die zo oud ben geworden?’- 14  is voor de Ene een woord te wonderlijk?- tegen de samenkomsttijd zal ik tot jou terugkeren,   in de tijd van levenschenken, en dan is er bij Sara een zoon!