Schriftlezingen:
Genesis 30: 14-20
14 In de tijd van de tarweoogst vond Ruben buiten in het veld liefdesappels, die hij aan zijn moeder Lea gaf. ‘Geef mij ook eens wat van die liefdesappels van je zoon,’ vroeg Rachel haar. 15 Maar Lea antwoordde: ‘Is het soms niet genoeg dat je mijn man hebt afgepakt? Wil je nu ook nog de liefdesappels van mijn zoon?’ Rachel zei: ‘In ruil voor de liefdesappels van je zoon mag Jakob vannacht met jou slapen.’ 16 Toen Jakob ’s avonds thuiskwam uit het veld, ging Lea hem tegemoet en zei: ‘Je moet met mij slapen, ik heb je gehuurd voor de liefdesappels van mijn zoon.’ Dus sliep hij die nacht met haar, 17 en God verhoorde Lea: ze werd zwanger en baarde Jakob voor de vijfde maal een zoon. 18 ‘God heeft mij beloond omdat ik mijn slavin aan mijn man heb gegeven,’ zei ze, en ze noemde het kind Issachar. 19 Opnieuw werd ze zwanger en ze baarde Jakob een zesde zoon. 20 ‘God heeft mij een mooi geschenk gegeven,’ zei ze, ‘mijn man zal mij op handen dragen nu ik hem zes zonen heb gebaard.’ Ze noemde het kind Zebulon.
Deuteronomium 33: 18 en 19
18 Over Zebulon zei hij: ‘Een voorspoedige vaart, Zebulon! En moge Issachar geluk vinden in zijn tenten! 19 Zij nodigen de anderen naar de berg waar ze waardige offers brengen. Zij halen overvloed van overzee, graven rijkdom op van onder het zand.’
Genesis 49: 14 en 15
14 Issachar is een sterke ezel, liggend tussen de manden. 15 Hij zag hoe weldadig de rust was en hoe bekoorlijk het land; er werd hem zwaar werk opgelegd, hij boog zich en droeg zijn last.