Handelingen 1: 1-11 | Hemel die aarde doordringt

Schriftlezing:

1e Schriftlezing Exodus 24: 12 – 25: 9 De Ene zegt tot Mozes: klim op tot mij, de berg op, en blijf daar; dan geef ik je de platen van steen, het onderricht en het gebod dat ik heb opgeschreven om hen te onderrichten! Mozes staat op, en ook Jozua, zijn helper, en Mozes klimt op naar de berg van God. Tot de oudsten heeft hij gezegd: blijft u voor ons hier totdat wij tot u terugkeren; ziehier, Aäron en Choer zijn bij u; wie zaken heeft kan nadertreden tot hen! Mozes klimt op naar de berg; de wolk overdekt de berg. Nu woont de glorie van de Ene op de berg Sinaï en overdekt de wolk hem, zes dagen lang; op de zevende dag roept hij Mozes toe vanuit de wolk. Te zien is de glorie van de Ene als een verterend vuur op de top van de berg,- voor de ogen van de zonen Israëls. Mozes komt in de wolk en klimt verder de berg op; Mozes is op de berg veertigmaal een dag en veertigmaal een nacht. Dan spreekt de Ene tot Mozes en zegt: spreek tot de zonen Israëls dat ze voor mij een heffing zullen nemen; van alleman wiens hart hem aandrijft zult ge deze heffing-voor-mij aannemen. En dit is de heffing die ge van hen zult aannemen: goud, zilver, koperbrons; azuurslak, purper, rode karmozijnworm, doek, geitenhaar, aarderode ramsvellen, dassenvellen, acaciastammen, olijfolie voor de verlichting; balsems voor de zalvingsolie en voor de kruidenwierook; berilstenen en opvulstenen,- voor de efod en het borstschild. Maken zullen zij voor mij een heiligdom: wonen zal ik in hun midden; naar al wat ik jou te zien geef: de uitbeelding van de Woning en de uitbeelding van alle voorwerpen daarin, zo zullen jullie het maken.

2e Schriftlezing Lucas 9: 22, 28 – 36 want -zegt hij- de mensenzoon zal veel moeten lijden en door de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden verstoten worden; hij zal ter dood gebracht worden en ten derden dage worden opgewekt! Het geschiedt na deze woorden zo’n acht dagen later dat hij Petrus, Jakobus en Johannes meeneemt en opklimt, het bergland in, om te aanbidden. En het geschiedt terwijl hij bidt dat het aanzien van zijn aanschijn anders wordt en zijn kleding stralend wit. En zie, twee mannen hebben met hem gesproken; het waren Mozes en Elia, die, verschijnend in heerlijkheid, hem zijn uittocht hebben aangezegd die hij moest volbrengen in Jeruzalem. Petrus en zijn metgezellen zijn loodzwaar geworden van slaap, maar nu ze doorgaan te waken zien ze hem in zijn verheerlijking, en de twee mannen die daar met hem staan. En het geschiedt als zij zich van hem verwijderen, dat Petrus tot Jezus zegt: meester, het is ons goed om hier te zijn; laten we drie tenten maken: een voor u, een voor Mozes en een voor Elia!, niet wetend wat hij zegt. Maar terwijl hij dit zegt geschiedt het: een wolk daalt neer en heeft hen overschaduwd; ze worden vervuld van eerbied als zij in de wolk binnenkomen. Het geschiedt: een stem klinkt uit de wolk en zegt: deze is mijn uitverkoren zoon,- hoort naar hem! Het geschiedt: als de stem klinkt is alleen Jezus daar te vinden. Zij zwijgen en verkondigen in die dagen aan niemand iets van wat zij hebben gezien

3e Schriftlezing Handelingen 1: 1 – 11 Het eerste verhaal heb ik gedaan over alles, o Teofilus, wat Jezus begonnen is te doen en te onderrichten tot op de dag dat hij, door heilige geestesadem, opdracht heeft gegeven aan de apostelen die hij heeft uitgekozen, en is opgenomen. Aan hen heeft hij ook, na zijn lijden, zich in vele merktekenen levend getoond; gedurende veertig dagen heeft hij zich aan hen laten zien en tot hen gesproken over het koningschap van God. Als hij met hen samen is, is zijn verkondiging aan hen: van Jeruzalem niet wijken, maar er blijven wachten op wat de Vader heeft aangekondigd en ge van mij hebt gehoord; want Johannes heeft gedoopt met water, maar gij zult worden gedoopt met heilige geestesadem, niet lang na deze dagen! Zij dan, samengekomen, hebben hem de vraag gesteld en gezegd: heer, gaat u in déze tijd voor Israël het koningschap herstellen? Hij zegt tot hen: het is niet aan u de tijden of momenten te kennen die de Vader in de eigen volmacht heeft gesteld; maar ge zult kracht opnemen van de heilige Geest die over u komt, en ge zult getuigen van mij in Jeruzalem en in heel Judea en Samaria, ja tot het uiteinde der aarde! Terwijl hij dat zegt wordt hij, terwijl zij toekijken, opgeheven, en een wolk neemt hem weg van hun ogen. Als zij, terwijl hij weggaat, naar de hemel staren,- zie, twee mannen zijn bij hen komen staan in witte kleren, die ook zéggen: Galilese mannen, wat staat ge te kijken naar de hemel?- hij, Jezus, die van u weg is opgenomen ten hemel, zal op dezelfde wijze als ge hebt aanschouwd dat hij naar de hemel wegging, kómen!

4e Schriftlezing Openbaring 21: 10, 16 – 27 En hij voerde mij in de Geest weg naar een grote en hoge berg, en hij toonde mij de heilige stad Jeruzalem, neerdalend uit de hemel bij God, met de glorie van God. En de stad is vierkant, haar lengte is gelijk aan haar breedte. En hij mat de stad met de rietstok op twaalfduizend stadiën, haar lengte en breedte en hoogte zijn gelijk. En hij mat haar muur op honderdvierenveertig el, de maat van een mens, die ook die van een engel is. En haar muur is gebouwd van jaspis; en de stad is puur goud, aan zuiver kristal gelijk. De fundamenten van de muur van de stad zijn versierd met allerlei kostbaar gesteente. Het eerste fundament van jaspis, het tweede fundament van saffier, het derde van chalcedon, het vierde van smaragd, het vijfde van sardonyx, het zesde van sardion, het zevende van chrysoliet, het achtste van beril, het negende van topaas, het tiende van chrysopraas, het elfde van hyacinth, het twaalfde van amethist. De twaalf poorten zijn twaalf parels, iedere poort afzonderlijk bestaat uit één parel. En het plein van de stad is puur goud, als doorzichtig kristal. En een tempel zag ik in haar niet: want de Heer God, de albeheerser, is haar tempel en het lam. En de stad heeft de zon of de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de glorie van God heeft haar in het licht gezet, en haar luchter is het lam. En de volken zullen wandelen in haar licht, en de koningen van de aarde brengen in haar hun glorie. En haar poorten zullen nooit op een dag gesloten worden, want nacht zal daar niet zijn. En zij zullen de glorie en de eer van de volken in haar brengen. En geenszins zal in haar ook maar iets ongewijds binnenkomen, evenmin wie gruwel en leugen doet,- alleen zij die geschreven staan in het boek des levens van het lam.