Jesaja 42, 1-4 | De stille kracht

Schriftlezingen

1e lezing Jesaja 41: 8-14

8 Maar gij, Israël, Mijn knecht! gij Jakob, die Ik verkoren heb! het zaad van Abraham, Mijn liefhebber! 9 Gij, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde, en uit haar bijzonderste geroepen heb; en zeide tot u: Gij zijt Mijn knecht; u heb Ik uitverkoren, en heb u niet verworpen. 10 Vrees niet, want Ik ben met u; wees niet ontzet, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid. 11 Ziet, zij zullen beschaamd en te schande worden, allen, die tegen u ontstoken zijn; zij zullen worden als niet, en die lieden, die met u twisten, zullen vergaan. 12 Gij zult hen zoeken, maar zult hen niet vinden; de lieden, die met u kijven, zullen worden als niet, en die lieden, die met u oorlogen, als een nietig ding. 13 Want Ik, de Heere, uw God, grijp uw rechterhand aan, Die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u. 14 Vrees niet, gij wormpje Jakobs, gij volkje Israëls! Ik help u, spreekt de Heere, en uw Verlosser is de Heilige Israëls!

2e lezing Mattheüs 3: 13-17

13 Toen kwam Jezus van Galiléa naar de Jordaan, tot Johannes, om door hem gedoopt te worden. 14 Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig door U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij? 15 Maar Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af. 16 En Jezus, gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag de Geest Gods neerdalen, gelijk een duif, en op Hem komen. 17 En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!

3e lezing Jesaja 42: 1-7

1 Ziet, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij zal het recht de heidenen voortbrengen. 2 Hij zal niet schreeuwen, noch Zijn stem verheffen, noch Zijn stem op de straat horen laten. 3 Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen. 4 Hij zal niet verdonkerd worden, en Hij zal niet verbroken worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben besteld; en de eilanden zullen op Zijn leer wachten. 5 Alzo zegt God, de Heere, Die de hemelen geschapen, en ze uitgebreid heeft, Die de aarde uitgespannen heeft, en wat daaruit voortkomt; Die het volk, dat daarop is, de adem geeft, en de geest aan hen, die daarop wandelen: 6 Ik, de Heere, heb u geroepen in gerechtigheid, en Ik zal u bij uw hand grijpen; en Ik zal u behoeden, en Ik zal u geven tot een Verbond des volks, tot een Licht der heidenen. 7 Om te openen de blinde ogen, om de gebondenen uit te voeren uit de gevangenis, en uit het gevangenhuis, die in duisternis zitten.

In deze dienst wordt het Heilig Avondmaal gevierd.