Johannes 10: 31-39 | Jullie zijn Elohiem

Schriftlezing:

Johannes 10: 31 Toen de Joden weer stenen opraapten omdat ze hem wilden stenigen, 32 32 zei Jezus: ‘Ik heb door de Vader veel goeds voor u gedaan; waarom wilt u me stenigen?’ 33 33 ‘Voor een goede daad zullen we u niet stenigen,’ antwoordden ze, ‘maar wel voor godslastering: u bent een mens, maar u beweert dat u God bent!’ 34 34 Jezus zei: ‘Staat er in uw wet niet geschreven: “Ik heb gezegd: ‘U bent goden’”? 35 35 De Schrift blijft altijd van kracht; als mensen tot wie God spreekt goden genoemd worden, 36 36 hoe kunt u mij, door de Vader geheiligd en naar de wereld gezonden, dan beschuldigen van godslastering wanneer ik zeg dat ik Gods Zoon ben? 37 37 Als wat ik doe niet van mijn Vader komt, geloof me dan niet, 38 38 maar als dat wel het geval is en u gelooft me toch niet, geloof dan tenminste wat ik doe. Dan zult u begrijpen dat de Vader in mij is en dat ik in de Vader ben.’ 39 39 En weer wilden ze hem grijpen, maar hij ontsnapte.

Psalmen 82 1 Een psalm van Asaf. God staat op in de hemelse raad, hij spreekt recht in de kring van de goden: 2 ‘Hoe lang nog oordeelt u onrechtvaardig en kiest u partij voor wie kwaad doen? sela 3 Doe recht aan weerlozen en wezen, kom op voor verdrukten en zwakken, 4 bevrijd wie weerloos zijn en arm, red hen uit de greep van wie kwaad wil. 5 U toont geen inzicht, geen begrip, en doolt in duisternis rond, de aarde wankelt op haar grondvesten. 6 Ooit heb ik gezegd: “U bent goden, zonen van de Allerhoogste, allemaal.” 7 Toch zult u sterven als mensen, ten val komen als aardse vorsten.’ 8 Verhef u, God, spreek recht op aarde, alle volken behoren u toe