Leviticus 19 | Wees heilig, want…

Schriftezing:

1 Dan spreekt de Ene tot Mozes en zegt: 2 spreek tot heel de samenkomst van de kinderen Israëls en zeg tot hen: heilig zult ge wezen; want heilig ben ik, de Ene, God-over-u! 3 Alleman zult ge moeder en vader vrezen,en mijn sabbatdagen houden; ik, de Ene, ben uw God! 4 Wendt u niet tot de afgoden,- goden van gietwerk zult ge u niet maken; ik, de Ene, ben uw God! 5 Wanneer ge een vredesoffer offert aan de Ene, offert het dan zo dat ge welgevallen vindt! 6 Op de dag dat ge het offert mag het worden gegeten en de volgende morgen ook nog; wat overblijft tot de derde dag moet in het vuur worden verbrand. 7 En als het bij het eten toch op de derde dag wordt gegeten: iets van bederf is het dan, het zal niet welbehaaglijk zijn. 8 Wie ervan eet zal zijn onrecht drágen, want het heiligdom van de Ene heeft hij ontwijd; die ziel zal worden afgesneden van haar medemensen. 9 Wanneer ge de maaioogst van uw land afmaait zul je niet zover gaan dat je de hoek van je veld ook maait; en de nalezing van je maaisel zul je niet oplezen. 10 Je wijngaard zul je niet helemaal kaalplukken en wat in je wijngaard op de grond valt zul je niet bijeenlezen; aan de gebogene en de zwerver zul je dat overlaten,- ik, de Ene, ben uw God! 11 Gij zult niet stelen; ge zult niet bedriegen en niet liegen tussen man en medemens. 12 Ge zult niet zweren bij mijn naam voor wat gelogen is; ontwijden zul je daarmee de naam van je God, van mij, de Ene! 13 Je zult je naaste niet verdrukken en niet beroven; laat niet het loon van de daggelder bij je overnachten tot ‘s morgens. 14 Je zult een dóve niet vervloeken, en voor het aanschijn van een blinde zult ge geen struikelblok neerleggen; je zult ontzag hebben voor je God, ik, de Ene. 15 Je zult niet aan draaierij doen bij de rechtspraak,- het aanschijn van een geringe niet opkrikken en het aanschijn van een grote niet mooi aankleden; met gerechtigheid zul je je maat richten. 16 Je zult niet al stokend bij je medemensen rondgaan; je zult niet blijven stilstaan als je naaste bloedt; ik, de Ene… 17 Je zult je broeder niet in je hart haten; nee, wijs je maat met een terechtwijzing terecht, dan zul je geen zonde op hem laden. 18 Wreek je niet en koester geen wrok tegen de kinderen van je gemeenschap,- liefhebben zul je je naaste, zoals jezelf!- ik, de Ene… 19 Mijn inzettingen zult ge bewaken!- je vee laat je niet paren met twee soorten dooreen, je veld zul je niet bezaaien met twee soorten dooreen; en een gewaad van twee soorten dooreen,- namaak zul je niet over je halen! 20 Stel, een man beslaapt een vrouw in een bijslaap met zaad en zij is als slavin bestemd voor een andere man, en is niet met een lossing ingelost of een vrijbrief is haar niet gegeven: een bestraffing moet er wezen maar ze worden niet ter dood gebracht, hoewel zij niet is vrijgelaten. 21 Hij zal zijn verontschuldigingsgave brengen aan de Ene naar de ingang van de tent van samenkomst: een ram ter verontschuldiging. 22 Voor het aanschijn van de Ene zal de priester verzoening over hem vragen met de ram ter verontschuldiging,- over de zonde waarmee hij heeft gezondigd; vergeving zal hem worden geschonken van de zonde waarmee hij heeft gezondigd. 23 En ja, ge komt aan in het land en plant allerlei geboomte om van te eten,- zijn ‘voorhuid’, zijn eerste vrucht, zult ge als voorhuid behandelen: gedurende drie jaren zullen die vruchten voor u ‘onbesneden’ wezen,- die worden niet gegeten! 24 In het vierde jaar zal al zijn vrucht wezen een heiligdom van lofzeggingen voor de Ene. 25 In het víjfde jaar zult ge zijn vrucht éten,- die kunt ge dan aan uw opbrengst toevoegen; ik, de Ene, ben God-over-u!

26 Nooit zult ge iets eten samen met bloed; doet niet aan slangenkijkerij en wolkenwichelarij! 27 Ge zult de hoekrand van uw hoofdhaar niet afronden; en de hoekrand van je baard zul je niet vernietigen. 28 Ge zult uzelf geen inkerving ‘voor de ziel’ geven in uw vlees,- inscripties en tatoeëringen zult ge op u geen plek geven: ik, de Ene… 29 Ontwijd nooit je dochter door een hoer van haar te maken; opdat het land niet verhoert en het land vol wordt van hoererij. 30 Mijn sabbatten zult ge bewaken en wat mij heilig is zult ge vrezen; ik, de Ene… 31 Wendt u nooit tot de dodenbezweerders en de waarzeggers, zoekt ze niet op om u aan hen te bezondigen; ik, de Ene, ben God-over-u! 32 Voor het aanschijn van grijze haren zul je opstaan en opluisteren zul je het aanschijn van wie oud is; ontzag zul je hebben voor wie je God is, ik, de Ene! 33 En stel, er zwerft bij jou een zwerver rond in uw land: ge zult hem het leven niet zuur maken. 34 Gelijk wie uit u gesproten is zal voor u wezen de zwerver die bij u te gast rondzwerft: je zult hem liefhebben, als jezelf,- want zwervers-te-gast zijt ge geweest in het land van Egypte; ik, de Ene, ben uw God! 35 Ge zult niet doen aan verdraaiing in de rechtspraak, in de maat, in het gewicht en in de inhoud. 36 Een rechtvaardige weegschaal,rechtvaardige weegstenen, een rechtvaardige efa en een rechtvaardige maatkan, laat dát er bij u wezen; ik, de Ene, ben uw God, die u heb uitgeleid uit het land van Egypte. 37 Bewaken zult ge al mijn inzettingen en al mijn rechtsregels en doen zult ge ze; ik, de Ene…