Leviticus 8: 1-12 en 31-35 | Met het ambt bekleed

Schriftlezingen:

een dienst ten tijde van de corona pandemie

Hebreeën 5: 1-10 en 7: 28 – 8: 2 uit eigen vertaling

1 Want elke hogepriester die uit ménsen verworven is, wordt ten behoee van die mensen aangesteld, voor zaken ten overstaan van God. Zo’n (hogepriester) is er om (tot God) te naderen met gaven en zondoffers. 2 En hij is in staat om dat jegens onwetenden en dwalenden met tegemoetkomendheid te doen, aangezien hij ook zelf met tekortkomingen behept is. 3 Daarom is hij ook verplicht om tevens, net zoals voor het volk, voor zichzelf een offer te brengen vanwege zonden. 4 En niemand verwerft deze eer (volle functie) voor zichzelf; maar je wordt ertoe geroepen door God. Zo was het ook het geval bij Aäron. 5 Aldus heeft ook de Messias niet zichzelf de eer toegedacht om hogepriester te worden.Nee, dat kwam van Hem die tot hem gesproken heeft: ‘Mijn Zoon ben je, Ik heb je heden verwekt’. 6 Zoals Hij ook op een andere plaats zegt: ‘Jij bent priester in eeuwigheid in de rang van Melchizedek.’ 7 Hij, (de  Messias) – in die dagen van zijn lichamelijkheid heeft hij met luid geschreeuw en onder tranen, gebeden en verzuchtingen gericht tot Hem die in staat was hem te redden van de dood. en hij werd verhoord, vanwege zijn eerbiedige houding. 8 Hoezeer hij ook Zoon was, lijdend en lerend kwam hij vanuit dit alles tot een leven dat gehoor gaf (aan Gods woord). 9 En hij heeft het volbracht. Hij is geworden voor allen die hem gehoor geven: bewerker van eeuwige redding; 10 uitgeroepen door God tot priester in de rang van Melchizedek. 

7:28 De Torah stelt dus als hogepriester aan: mensen die met zwakheid behept zijn. Maar het woord van de eed die na de Torah (klonk) (stelt als hogepriester aan): een Zoon die tot in der eeuwigheid volmaakt is. 8: 1 Zo komen we bij de kern van ons betoog, Wij hebben een hogepriester van deze allure: Hij is gezeten aan de rechterhand van de troon van de hemelse Majesteit. 2 Hij is Gods dienaar in ‘het heiligste heiligdom’; en wel in de echte tabernakel; die niet een mens (maar) die de HERE heeft opgetrokken.

Leviticus 8: 1-12 en 31-35 uit de Naardens vertaling

1 Dan spreekt de Ene tot Mozes en zegt: 2 neem Aäron en zijn zonen met hem, de gewaden en de olijfolie voor de zalving; de var voor de ontzondiging, de twee rammen en de korf met de matses; 3 heel de samenkomst, vergader die,- bij de ingang van de tent van samenkomst. 4 Dan dóet Mozes zoals de Ene hem heeft geboden,- en vergadert de samenkomst zich bij de ingang van de tent van samenkomst. 5 Mozes zegt tot de samenkomst: dít is het woord dat de Ene heeft geboden om te doen! 6 Dan doet Mozes naderen Aäron, en zijn zonen; en wast hen met het water. 7 Hij geeft de mantel over hem zijn plaats en omgordt hem met de band; hij trekt hem het overkleed aan en geeft daarover de efod zijn plaats; hij omgordt hem met het kunstwerk van de efod en bindt hem daarmee de efod om. 8 Dan legt hij daarop het borstschild; hij geeft in het borstschild plaats de oeriem en de toemiem. 9 Hij zet de tulband op zijn hoofd; hij zet op de tulband aan de voorkant van zijn aanschijn de bloesemplaat van goud, de wijkrans van het heiligdom,- zoals de Ene aan Mozes heeft geboden. 10 Dan neemt Mozes de olijfolie voor de zalving en zalft de woning en al wat daarin is; zo heiligt hij dat alles. 11 Hij sprenkelt iets daarvan over het altaar, zeven malen; zo zalft hij het altaar en al zijn gerei, het wasbekken en zijn onderstel, om dat alles te heiligen. 12 Hij giet iets van de zalvingsolie over het hoofd van Aäron; zo zalft hij hem, om hem te heiligen.

en

31 Dan zegt Mozes tot Aäron en tot zijn zonen: kookt het vlees in de opening van de tent van samenkomst; dáár zult ge opeten: dát en ook het brood in de korf van de handvulling; zoals ik heb geboden toen ik zei: ‘Aäron en zijn zonen zullen het eten’; 32 wat er overblijft van het vlees en het brood: in het vuur zult ge dat verbranden!- 33 uit de ingang van de tent van samenkomst zult ge zeven dagen lang niet weggaan, tot de dag dat vervuld worden de dagen van uw handvulling; want in zeven dagen zal hij uw hand vullen; 34 zoals hij gedaan heeft op deze dag heeft de Ene geboden om te doen, om verzoening over u te vragen; 35 in de ingang van de tent van samenkomst zult ge zitten, dag en nacht, zeven dagen lang, en zult ge wacht houden in een wake voor de Ene, wilt ge niet sterven; want zó is het mij geboden!

Beeld opname: