Schriftlezing:
Genesis 35: 16 Daarna braken zij op uit Betel. Toen zij nog maar een eindweegs van Efrat verwijderd waren, baarde Rachel, en zij had een moeilijke bevalling. 17 En terwijl zij die moeilijke bevalling had, zeide de vroedvrouw tot haar: Vrees niet, ook ditmaal hebt gij een zoon. 18 En toen haar het leven ontvlood – want zij stierf – noemde zij hem Ben-Oni, maar zijn vader noemde hem Benjamin. 19 Zo stierf Rachel en werd begraven aan de weg naar Efrat, dat is Betlehem. 20 En Jakob zette op haar graf een opgerichte steen, dat is de opgerichte steen van Rachels graf tot op heden. 21 Daarna brak Israël op en spande zijn tent aan de andere zijde van Migdal-Eder.
Micha 4: 6 Te dien dage, luidt het woord des HEREN, zal Ik het kreupele verzamelen en het verstrooide bijeenbrengen, en degenen over wie Ik kwaad heb doen komen. 7 En Ik zal het kreupele stellen tot een overblijfsel en het verdrevene tot een machtig volk, en de HERE zal Koning over hen zijn op de berg Sion, van nu aan tot in eeuwigheid. 8 En gij, Migdal-Eder, Ofel der dochter Sions, tot u zal genaken en komen de heerschappij van voorheen, het koningschap der dochter van Jeruzalem. 9 Nu, waarom schreeuwt gij zo luide? Is er geen koning bij u? Of is uw raadsman omgekomen, dat weeën als van een barende u hebben aangegrepen? 10 Krimp ineen en schreeuw het uit, dochter Sions, als een barende; want thans zult gij uittrekken uit de stad en verblijven op het veld, en gij zult naar Babel komen. Daar zult gij bevrijd worden; daar zal de HERE u verlossen uit de macht van uw vijanden.
Micha 5: 1 En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.
Mattheus 2: 13 Toen zij weggetrokken waren, zie, een engel des Heren verschijnt Jozef in de droom en zegt: Sta op, neem het kind en zijn moeder en vlucht naar Egypte, en blijf aldaar, totdat Ik het u zeg; want Herodes zal alles in het werk stellen om het kind om te brengen. 14 Hij stond op en hij nam in de nacht het kind en zijn moeder en week uit naar Egypte, 15 en daar bleef hij tot de dood van Herodes, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen. 16 Toen Herodes zag, dat hij door de wijzen misleid was, ontstak hij in hevige toorn en zond bevel om in Betlehem en het gehele gebied daarvan al de jongens van twee jaar oud en daar beneden om te brengen, in overeenstemming met de tijd, die hij bij de wijzen had uitgevorst. 17 Toen werd vervuld het woord, gesproken door de profeet Jeremia, toen hij zeide: 18 Een stem is te Rama gehoord, geween en veel geklaag: Rachel, wenend om haar kinderen, weigert zich te laten troosten, omdat zij niet meer zijn.