Openbaring 4 en 5 | Al mijn tranen in uw boek

Schriftlezing

4. 1. Hierna had ik een visioen. Er stond een deur open in de hemel. De stem die me eerder had toegesproken met het geluid van een bazuin, zei nu: ‘Kom hierboven, dan laat ik je zien wat er hierna gebeuren moet.’ 2. Op hetzelfde moment raakte ik in vervoering. Er stond een troon in de hemel en daarop zat iemand. 3. Degene die daar zat had een uiterlijk als van jaspis en sarder, en rond de troon was een regenboog die eruitzag als smaragd. 4. Om de troon heen stonden vierentwintig andere tronen, waarop vierentwintig oudsten zaten. Ze droegen witte kleren en hadden een gouden krans op hun hoofd. 5. Van de troon gingen bliksemschichten uit en donderslagen en groot geraas. Voor de troon brandden zeven vurige fakkels; dat zijn de zeven geesten van God. 6. Ook lag er voor de troon iets als een zee van glas, van kristal. Midden voor de troon en eromheen waren vier wezens, die van voren en van achteren een en al oog waren. 7. Het eerste wezen zag eruit als een leeuw en het tweede als een jonge stier; het derde had een gezicht als een mens en het vierde leek een vliegende adelaar. 8. Elk van de vier wezens had zes vleugels, met overal ogen langs de randen en aan de binnenkant. Dag en nacht herhalen ze: ‘Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, die was, die is en die komt.’ 9.Telkens als deze wezens lof, eer en dank brengen aan degene die op de troon zit en die tot in eeuwigheid leeft, 10. werpen de vierentwintig oudsten zich neer voor hem die op de troon zit, en aanbidden hem die leeft tot in eeuwigheid, en leggen hun kransen voor zijn troon met de woorden: 11.‘U komt alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want u hebt alles geschapen: uw wil is de oorsprong van alles wat er is.’

5. 1. Toen zag ik dit: degene die op de troon zat had in zijn rechterhand een boekrol die aan beide kanten beschreven was en met zeven zegels was verzegeld. 2. Ik zag een machtige engel die met luide stem uitriep: ‘Wie komt het toe de zegels te verbreken en de boekrol te openen?’ 3. Maar er was niemand in de hemel of op aarde of onder de aarde die de boekrol kon openen en inzien. 4. Het deed me veel verdriet dat blijkbaar niemand het verdiende om de boekrol te openen en hem in te zien. 5. Toen zei een van de oudsten tegen mij: ‘Wees niet verdrietig. Want de leeuw uit de stam Juda, de telg van David, heeft de overwinning behaald, en daarom mag hij de boekrol met de zeven zegels openen.’ 6. Midden voor de troon, tussen de vier wezens en de oudsten, zag ik een lam staan. Het zag eruit alsof het geslacht was en het had zeven horens en zeven ogen; dat zijn de zeven geesten van God die over de hele wereld zijn uitgestuurd. 7. Het lam ging naar degene die op de troon zat en ontving de boekrol uit zijn rechterhand. 8. Op hetzelfde moment wierpen de vier wezens en de vierentwintig oudsten zich voor het lam neer. Ieder van hen had een lier en een gouden schaal vol wierook; dat zijn de gebeden van de heiligen. 9. En ze zetten een nieuw lied in: ‘U verdient het om de boekrol te ontvangen en zijn zegels te verbreken. Want u bent geslacht en met uw bloed hebt u voor God mensen gekocht uit alle landen en volken, van elke stam en taal. 10. U hebt voor onze God uit hen een koninkrijk gevormd en hen tot priesters gemaakt. Zij zullen als koningen heersen op aarde.’ 11. Daarna hoorde ik het geluid van een groot aantal engelen rondom de troon, de wezens en de oudsten; het waren er oneindig veel, tienduizend maal tienduizenden, duizend maal duizenden. 12. Met luide stem riepen ze: ‘Het lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.’ 13. Elk schepsel in de hemel, op aarde, onder de aarde en in de zee, alles en iedereen hoorde ik zeggen: ‘Aan hem die op de troon zit en aan het lam komen de dank, de eer, de lof en de macht toe, tot in eeuwigheid.’ 14. De vier wezens antwoordden: ‘Amen,’ en de oudsten wierpen zich in aanbidding neer.