‘Psalmen Tenachon’ | Psalmen 84 | ‘Rough road’

Schriftlezing:

1 (Voor de koorleider, op ‘De Gititische’; v. de zonen van Korach een musiceerstuk.) 2 Hoe verrúkkelijk uw wóningen, ÉNÉ, Omscháarde! 3 Mijn ziel bezwijmt, ja vergaat van verlangen naar de voorhoven van de ENE; mijn hárt en mijn vlées jubelen het uit tót de Gód die léeft! 4 Ook een mus vindt een huis,een zwaluw voor zich een nest waar zij haar kleintjes in neerlegt: uw altaren, ÉNE, Omscháarde, mijn kóning én mijn Gód!, 5 Zalig wie zételen in uw húis, ímmer zullen zíj u lóven! sela 6 Zalig een mens wiens krácht is in ú, pélgrimswegen zijn ín hun hárt! 7 Doorkruisen zij het dal van de traan-den, zij máken het tot een fontéin,- ook hult het in zégeningen de éerste régen. 8 Van kracht tot krácht gaan zij vóort, zullen de God der góden zíen op Síon! 9 ENE, God der heirscharen, hóor mijn gebéd,neig uw óor, o Gód van Jákob! sela 10 God die ons schild zijt, zíe het áan, aanschouw het áanschijn van úw gezálfde! 11 Want het goed van een dag in uw voorhoven verkoos ik boven duizend elders,- te wachten op de drempel in het húis van mijn Gód boven toeven in de ténten ván de bóze! 12 Want een zon en een schild is de ENE, God,- genade en glórie geeft de ÉNE; het goede onthóudt hij níet aan wie vóortgaan ín volmáaktheid. 13 O ÉNE, Omscháarde, zalig een méns die zich verláat op ú!