Spreuken 8: 22-33 | De eeuwige Wijsheid

Schriftlezingen:

Een dienst ten tijde van de corona pandemie

Johannes 3: 1-12

1 Zo was er een farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. 2 Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.’ 3 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ 4 ‘Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?’ vroeg Nikodemus. ‘Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?’ 5 Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. 6 Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. 7 Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. 8 De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.’ 9 ‘Maar hoe kan dat?’ vroeg Nikodemus. 10 ‘Begrijpt u dit niet,’ zei Jezus, ‘terwijl u een leraar van Israël bent? 11 Waarachtig, ik verzeker u: wij spreken over wat we weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet. 12 Wanneer jullie me niet geloven als ik over aardse dingen spreek, hoe zouden jullie me dan geloven als ik over hemelse dingen spreek?

Spreuken 8: 22-33

22 De HEER heeft mij vóór al het andere verworven, toen hij zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij. 23 Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was, nog voor de aarde vorm kreeg. 24 Toen er nog geen oceanen waren, werd ik voortgebracht, nog voor de bronnen met hun waterstromen. 25 Toen de bergen nog niet waren neergezet, werd ik voortgebracht, nog voor er heuvels waren. 26 De aarde en de velden had de HEER nog niet geschapen, geen korrel zand was nog gemaakt. 27 Ik was erbij toen hij de hemel zijn plaats gaf en een cirkel om het water trok, 28 de wolken aan de hemelkoepel plaatste, de oceanen bruisend op liet wellen, 29 toen hij aan de zeeën grenzen stelde, het water met zijn woord zijn plaats gaf, de fundamenten van de aarde legde. 30 Ik was zijn lieveling, een bron van vreugde, elke dag opnieuw. Ik was altijd verheugd in zijn aanwezigheid, 31 vond vreugde in zijn hele aarde en was blij met alle mensen. 32 Nu dan, zonen, luister naar mij, gelukkig is een mens die op mijn wegen blijft. 33 Luister naar wat ik je leer, en word wijs, negeer mijn lessen niet.

Opname met beeld