Verborgen omgang III | Psalmen 123 en 124

Schriftlezing:

1 Een bedevaartslied. Ik hef mijn ogen op tot U, die in de hemel troont. 2 Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand van hun heren, gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand van haar gebiedster, zo zijn onze ogen op de HERE, onze God, totdat Hij ons genadig zij. 3 Wees ons genadig, HERE, wees ons genadig, want wij zijn meer dan verzadigd van verachting; 4 onze ziel is meer dan verzadigd van de spot der overmoedigen, de verachting der hovaardigen. Psalm 124: 1 Een bedevaartslied. Van David. Ware het niet de HERE, die met ons was, – zegge nu Israël – 2 ware het niet de HERE, die met ons was, toen mensen tegen ons opstonden, 3 dan hadden zij ons levend verslonden, toen hun toorn tegen ons ontbrandde; 4 dan hadden de wateren ons overstroomd, een wilde beek ware over ons heengegaan; 5 dan waren de overstelpende wateren over ons heengegaan. 6 Geprezen zij de HERE, die ons niet overgaf ten buit aan hun tanden! 7 Onze ziel is ontkomen als een vogel uit de strik van de vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen! 8 Onze hulp is in de naam des HEREN, die hemel en aarde gemaakt heeft.