Nieuwe testament

Jacobus 3: 1-12 | De tong

Schriftlezing: 1 Laat niet zovelen uwer leraars zijn, mijn broeders; gij weet immers, dat wij er des te strenger om geoordeeld zullen worden. 2 Want wij struikelen allen in velerlei opzicht; wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man, in staat zelfs zijn gehele lichaam in toom te houden. 3 Als wij paarden de toom in de bek leggen, zodat zij ons gehoorzamen, kunnen wij ook hun gehele lichaam besturen. 4 Zie, ook

Jacobus 5: 7-11 | over zalving en biecht

Schriftlezing: 7 Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. 8 Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij. 9 Broeders, zucht niet tegen elkander, opdat gij niet onder het oordeel valt; zie, de Rechter staat voor de deur.10 Broeders, neemt tot een voorbeeld van gelatenheid

Jesaja 41: 1-14 | Wees niet verbaasd

Schriftlezing: 1 Zwijgt voor Mij, gij eilanden! en laat de volken de kracht vernieuwen; laat ze toetreden, laat ze dan spreken; laat ons samen ten gerichte naderen. 2 Wie heeft van den opgang dien rechtvaardige verwekt? heeft hem geroepen op zijn voet? de heidenen voor zijn aangezicht gegeven, en gemaakt, dat hij over koningen heerste? heeft ze zijn zwaard gegeven als stof, zijn boog als een voortgedreven stoppel? 3 Dat hij ze najaagde en doortrok

Johannes 1: 14 | Het Woord is mens geworden

Schriftlezing: 1 In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Het was in het begin bij God. 3 Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. 5 Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen. 6 Er kwam

Johannes 1: 48 | Zitten onder je vijgeboom

Schriftlezing: Johannes 1: 35 De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. 36 Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’ 37 De twee leerlingen hoorden wat hij zei en gingen met Jezus mee. 38 Jezus draaide zich om, en toen hij zag dat ze hem volgden, zei hij: ‘Wat zoeken jullie?’ ‘Rabbi,’ zeiden zij tegen hem (dat is in onze taal ‘meester’), ‘waar logeert

Johannes 10: 11-16 | In naam der gerechtigheid

Schriftlezing: 11.Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen.12.Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen;13.de man is een huurling en de schapen kunnen hem niets schelen.14.Ik ben de goede herder. Ik ken

Johannes 10: 11-18 | Van God als van mijn herder spreken

Dienst gehouden ten tijde van de Coronapandemie Schriftlezing: Johannes 10: 11-18 NBV 11 Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. 12 Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; 13 de man

Johannes 10: 31-39 | Jullie zijn Elohiem

Schriftlezing: Johannes 10: 31 Toen de Joden weer stenen opraapten omdat ze hem wilden stenigen, 32 32 zei Jezus: ‘Ik heb door de Vader veel goeds voor u gedaan; waarom wilt u me stenigen?’ 33 33 ‘Voor een goede daad zullen we u niet stenigen,’ antwoordden ze, ‘maar wel voor godslastering: u bent een mens, maar u beweert dat u God bent!’ 34 34 Jezus zei: ‘Staat er in uw wet niet geschreven: “Ik heb

Johannes 12: 24 -26 | Drie (orakel)spreuken

Schriftlezing: 24 maar het is vast en zeker, zeg ik u: als de graankorrel niet valt in de aarde en sterft dan blijft hij alléén; maar als hij sterft draagt hij overvloedig vrucht; 25 wie zijn lijf-en-ziel te zeer liefheeft zal ze verliezen, en wie in deze wereld zijn lijf-en-ziel ‘haat’ zal ze bewaren voor het eeuwige leven; 26 als iemand mij dienstbaar wil zijn moet hij mij volgen, en waar ik ben daar zal

Johannes 14: 23 | Hebreeuws tempelmozaïek

Schriftlezing: 23 Jezus antwoordt en zegt tot hem: als iemand mij liefheeft zal hij mijn woord bewaren, en mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen en een blijvende woning bij hem maken; 24 wie mij niet liefheeft zal mijn woord niet bewaren; en het woord dat ge hoort is niet dat van mij maar van hem die mij stuurt, de Vader; 25 dit alles heb ik tot u gesproken terwijl ik

Johannes 16: 16-23 | Doorlopen!

Schriftlezing: 16 Nog een korte tijd en jullie zien me niet meer, maar kort daarna zien jullie me terug. 17 Daarop zeiden een paar leerlingen tegen elkaar: ‘Wat betekent wat hij nu zegt: “Nog een korte tijd en jullie zien me niet meer, maar kort daarna zien jullie me terug”? En: “Ik ga naar de Vader”? 18 Wat betekent “nog een korte tijd”? Wat bedoelt hij toch?’ 19 Jezus begreep dat ze hem iets wilden

Johannes 2: 1-11 | Het blozende water | Cantatedienst

Schriftlezing: 1 Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was er, 2 en ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. 3 Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ 4 ‘Wat wilt u van me?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’ 5 Daarop sprak zijn moeder de bedienden aan: ‘Doe maar

Johannes 20: 1-18 | Leven van hart tot hart

Schriftlezing: Johannes 20: 1-18 1. Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. 2. Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’

Johannes 20: 17 | Houd me niet vast

Schriftlezing: 14 Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 15 ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’ 16 Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.) 17 ‘Houd

Johannes 20: 21-22 | Geloven is persoonlijk; maar niet privé

Schriftlezing: 19 Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Ik wens jullie vrede!’ 20 Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen. 21 Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij

Johannes 20: 24-31 | Geloof is wetenschap

Schriftlezing: 24 En Tomas, een der twaalven, genaamd Didymus, was niet met hen, toen Jezus daar kwam. 25 De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben de Here gezien! Maar hij zeide tot hen: Indien ik in zijn handen niet zie het teken der nagels en mijn vinger niet steek in de plaats der nagels en mijn hand niet steek in zijn zijde, zal ik geenszins geloven. 26 En na acht dagen waren zijn

Johannes 3: 1-12 | de eeuwige Wijsheid

Schriftlezingen: Een dienst ten tijde van de corona pandemie Johannes 3: 1-12 1 Zo was er een farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. 2 Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.’ 3 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt

Johannes 4: 1-26 | de Bron van Jakob

Schriftlezing: 1 Toen nu de Heere merkte dat de Farizeeën gehoord hadden dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes 2  – hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar Zijn discipelen –  3 verliet Hij Judea en vertrok Hij weer naar Galilea. 4 En Hij moest door Samaria gaan. 5 Hij kwam dan bij een stad in Samaria, Sichar genoemd, dicht bij het stuk grond dat Jakob zijn zoon Jozef gegeven had. 6 En daar

Johannes 4: 1-26 | Leven uit de Bron

Schriftlezing: Johannes 4: 1-26 1 Toen Jezus hoorde dat aan de farizeeën verteld werd dat hij meer leerlingen maakte en er ook meer doopte dan Johannes 2– Jezus doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen deden dat –, 3 verliet hij Judea en ging weer naar Galilea. 4 Daarvoor moest hij door Samaria heen. 5 Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had,