Kerkdiensten op datum

Handelingen 1: 1-11 | Hemel die aarde doordringt

Schriftlezing: 1e Schriftlezing Exodus 24: 12 – 25: 9 De Ene zegt tot Mozes: klim op tot mij, de berg op, en blijf daar; dan geef ik je de platen van steen, het onderricht en het gebod dat ik heb opgeschreven om hen te onderrichten! Mozes staat op, en ook Jozua, zijn helper, en Mozes klimt op naar de berg van God. Tot de oudsten heeft hij gezegd: blijft u voor ons hier totdat wij

Handelingen 1: 6 | Het herstel van het koningschap voor Israël

Schriftlezing: 1 Koningen 8: 10. En het geschiedt bij de uittocht van de priesters uit het heiligdom: de Wolk vervult het huis van de Ene. 11. De priesters zijn niet bij machte te blijven staan om dienst te doen, vanwege de verschijning van de Wolk; want de glorie van de Ene vervult het huis van de Ene. Openbaringen 14: 14. En ik zag, en zie: een witte wolk, en op de wolk was gezeten iemand

Handelingen 1: 6 | Hoe lang nog?

Schriftlezing: Handelingen der Apostelen 1: 1 Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Teofilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en te leren, 2 tot de dag dat Hij werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven; 3 aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al

Handelingen 2: 2 en 3 | Een lopend vuur

Schriftlezing: Handelingen 2: 1 (Naardense bijbel) 1. Als de dag van Pinksteren vervuld wordt zijn allen op die plek. 2. Het geschiedt eensklaps: vanuit de hemel klinkt een ruisen zoals van een geweldig gedreven ademen en vult heel het huis waar zij zijn gezeten. 3. Er laten zich aan hen zien: tongen -die zich verdelen- als van vuur; het zet zich neer op ieder van hen. 4. Zij worden allen vervuld van heilige geestesadem, en

Handelingen 3: 1-10 | Opstaan!

Schriftlezing: Johannes 9: 1 In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was. 2 Zijn leerlingen vroegen: ‘Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?’ 3 ‘Hij niet en zijn ouders ook niet,’ was het antwoord van Jezus, ‘maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden. 4 Zolang het dag is, moeten we het werk doen van hem die mij

Hebreeën 1: 6 | Zie, uw Koning

Schriftlezing: 6 Maar wanneer hij de eerstgeborene de wereld weer binnenleidt, zegt hij: ‘Laten al Gods engelen hem eer bewijzen.

Hebreeën 11: 23 | Zaad wat naar het licht groeit

Schriftlezing: 23 Door het geloof is Mozes na zijn geboorte drie maanden door zijn ouders verborgen gehouden, omdat zij zagen, dat hij een schoon kind was, en zij hebben het bevel des konings niet gevreesd.

Heidelberger Catechismus Zondag 14 | Geen ‘madonna en kind’

Schriftlezing Mattheüs 1: 12-25 12 Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel, 13 Zerubbabel verwekte Abiud, Abiud verwekte Eljakim, Eljakim verwekte Azor, 14 Azor verwekte Sadok, Sadok verwekte Achim, Achim verwekte Eliud, 15 Eliud verwekte Eleazar, Eleazar verwekte Mattan, Mattan verwekte Jakob, 16 Jakob verwekte Jozef, de man van Maria. Bij haar werd Jezus verwekt, die Christus genoemd wordt. 17 Van Abraham tot David telt de lijst dus veertien generaties, van David

Heidelberger Catechismus Zondag 15,16 | Reddende gerechtigheid

Schriftlezing Hebreën 2: 10-18 10 Want om vele kinderen in zijn luister te laten delen achtte God, voor wie en door wie alles bestaat, het passend de bereider van hun redding door het lijden naar de uiteindelijke volmaaktheid te voeren. 11 Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben een en dezelfde oorsprong, en daarom schaamt hij zich er niet voor hen zijn broeders en zusters te noemen 12 wanneer hij zegt: ‘Ik zal

Heidelberger Catechismus Zondag 19 | Het laatste oordeel

Schriftlezing Openbaring 20: 1 Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de onderaardse diepte en zware ketenen in zijn hand. 2 Hij greep de draak, de slang van weleer, die ook duivel of Satan wordt genoemd, en ketende hem voor duizend jaren. 3 Hij gooide hem in de diepte, sloot de put boven hem en verzegelde die, opdat de volken niet meer door hem misleid zouden worden tot de duizend

Heidelberger Catechismus Zondag 21c | Ik geloof de vergeving der zonden

Schriftlezing Mattheüs 18: 21-35 21 Daarop kwam Petrus bij hem staan en vroeg: ‘Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ 22 Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven. 23 Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren. 24 Toen hij daarmee begonnen was, bracht

Heidelberger Catechismus Zondag 25 | ‘de sacramenten’ deel I

Schriftlezing, Romeinen 10: 4-17 (NBG 1951) 4Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft. 5Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven. 6Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; 7of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. 8Maar

Heidelberger Catechismus Zondag 26 | ‘de sacramenten’ deel II

Schriftlezing, Romeinen 6: 1-11 (NBG 1951) 61Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? 2Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? 3Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? 4Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de

Heidelberger Catechismus Zondag 27b | ‘de sacramenten’ deel III

Schriftlezing Genesis 17: 9-13 (NBG 1951) 9Voorts zeide God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten. 10Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; 11gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u. 12Wie

Heidelberger Catechismus Zondag 28-30 | ‘de sacramenten’ deel IV

Schriftlezing 1 Korinthe 10: 14-18 (NBG 1951) 14Daarom dan, mijn geliefden, ontvlucht de afgoderij! 15Ik spreek immers tot verstandige mensen; beoordeelt dan zelf, wat ik zeg. 16Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? 17Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel

Heliand 4 | Heliand, evangelie als epos?

Schriftlezing: Niet lang nadien werd de belofte vervuld die de almachtige God het mensengeslacht in vroeger dagen zo vaak had gedaan: zijn hemelse kind zou hij hierheen sturen,zijn eigen zoon zou hij uitzenden naar de wereld om alle volkeren te bevrijden van het kwaad, van hun leed te verlossen. Zijn lijfbode nu,Gabriël, ging naar Galilealand,Waar de engel van de alheerser iemand wist, Een beminnelijk meisje. Maria heette zij,Een jonge vrouw, Jozef, een edelman Uit een

Hooglied 5: 8 | Ziek van liefde

Schriftlezing: 8 Ik bezweer je, meisjes van Jeruzalem, als jullie mijn lief vinden, wat zeggen jullie tegen hem? Dat ik ziek van liefde ben

Hooglied I | Hooglied 1: 1-2: 7 | Poëzie in paastijd

Schriftlezing: 1 Hooglied. Van Salomo. 2 Hij kusse mij met de kussen van zijn mond!Want kostelijker dan wijn is uw liefde, 3 heerlijk van geur zijn uw oliën, als uitgegoten olie is uw naam. Daarom hebben de jonge meisjes u lief. 4 Trek mij achter u mee, laten wij ons spoeden. De Koning voerde mij naar zijn vertrekken, laten wij juichen en ons in u verheugen, uw liefde prijzen boven de wijn! Met recht heeft

Hooglied II | Hooglied 2: 8-17

Schriftlezing: 8 Hoor – mijn geliefde! Zie, daar komt hij, springend over de bergen, huppelend over de heuvelen. 9 Mijn geliefde is als een gazel of het jong van een hert. Zie, hij staat achter onze muur, kijkend door de vensters, spiedend door de traliën. 10 Mijn geliefde gaat tot mij spreken: Sta toch op, mijn liefste, mijn schone, en kom. 11 Want zie, de winter is voorbij, de regen is over, verdwenen. 12 De

Hooglied III | Hooglied 3: 1-5 en 5: 2-8

Schriftlezingen: 1 Op mijn legerstede des nachts zocht ik mijn zielsbeminde; ik zocht hem, maar ik vond hem niet. 2 Ik wil opstaan en rondgaan in de stad, op straten en pleinen en mijn zielsbeminde zoeken; ik zocht hem, maar ik vond hem niet. 3 De wachters, die in de stad hun ronde deden, troffen mij aan; „Hebt gij ook mijn zielsbeminde gezien?” 4 Nauwelijks was ik hen voorbijgegaan, of daar vond ik mijn zielsbeminde.